Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 24-01-2022

Erik b0gh

betekenis & definitie

Deens schrijver (Kopenhagen 17 Jan. 1822 - 17 Aug. 1899), reisde door de provincie met zijn vader, die liedjeszanger was, terwijl hij les gaf aan boerenkinderen. Daarna was hij liedjeszanger, koster, toneelspeler en ten slotte journalist en toneelschrijver, eerst in Oslo, later in Kopenhagen.

Hij schreef een aantal revues en kluchten en was vnl. werkzaam als leider van het dagblad Folkets Avis (De Volkskrant) van 18601877. Hij was zeer populair, doordat hij allerhande actualiteiten humoristisch behandelde. Zijn realistische kunst en ongedwongen stijl zijn een reactie op de hoogdravende stijl uit de jaren tussen 1840 en 1850, met name op Kierkegaard*’s filosofisch proza. Hij drijft openlijk de spot met ,,de aanbidding van St Seren”.Bibl.: Zijn critiek op de tijd is verwerkt in: Dit og Dat (I86O-’85> en Jonas Tvcermoses vErgrelser (1864-*75). Voorts schreef hij revues, o.a. Nytaarsnat (1850), de eerste Kopenhaagse revue, vaudevilles, o.a. Fastelavnsgildet (het vastenavondfeest, 1855) naar Frans model en een zeer geslaagd sprookjesdrama: Kalifen paa Eventyr (1857) naar Duits voorbeeld. Als artistieke prestatie staan ongetwijfeld zijn liederen met hun rijkdom aan grappige rijmen het hoogst. Een deel er van is verzameld in: Halvandet Hundrede Viser (1881). Zijn Bellman-imitaties hebben vooral in Zweden een grote populariteit verworven.

Lit.: Annie Foss, Erik Bögh og Köbenhavnerliv paa hans Tid (1920).

< >