Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

OSLO

betekenis & definitie

(tot 1924 Christiania geheten), hoofdstad en eerste havenstad van Noorwegen, gelegen op het Akershusschiereiland aan het noordeinde van de Oslo Fjord, telt na de annexatie van het district Aker (in 1948) op een gebied van 453 km2 een bevolking van 424 000 (de eigenlijke stad, op een gebied van ca 20 km2, 289 000). De gemiddelde jaartemperatuur is ca 6 gr.

C. (variërend van + 25 gr.-30 gr. in de zomer tot —20 gr. in de winter). De stad strekt zich thans uit tot de Frogner-rivier in het W., de Loelv in het O. en het Akerselvdal in het N. De omgeving is heuvelachtig, met vele bossen, rivieren en meren en maakt op de bezoeker een schilderachtige indruk. In de oude stad is het stratenplan zeer regelmatig; de hoofdstraat is de brede Karl Johansgade, die voert naar het op een heuvel gelegen Koninklijk Slot (19de eeuw). Andere belangwekkende gebouwen zijn de Parlementsgebouwen (Storting, 1866), de Fredericiana Universiteit (1811), het Nationale Theater (1899), en het Paleis van Justitie. Er zijn slechts weinig oude gebouwen, o.m. de Aker-kathedraal (11de eeuw) en het oude slot Akershus (14de eeuw) (zie ook onder Noorwegen, beeldende kunsten).Vooral in de buitenwijken is de architectuur modern en stijlvol. De bevolking van Oslo is, mede door annexatie, sterk toegenomen. Zij bedroeg in 1801 slechts 9500, in 1855: 32 000, in 1900: 228 000 en in 1948, na de vereniging met Aker, ca 424 000. De industrie is vnl. verzorgend (voedingsmiddelen, textiel, leer); daarnaast zijn er talrijke scheepswerven en enkele metaalbedrijven. Na Wereldoorlog II werd de industrie sterk uitgebreid. De hydro-electrische centrale aan de Glommen levert de benodigde energie.

Oslo is het grootste verkeerscentrum des lands. Spoorwegen verbinden de stad met Zweden en met het binnenland. Het stadsverkeer wordt verzorgd door trams en autobussen. Van groot belang voor de stad is de goed uitgeruste haven, welke ’s winters door ijsbrekers wordt opengehouden en een kadelengte heeft van 12 249 m. In 1951 kwamen er 25 507 schepen binnen, met een totale inhoud van 5121 400 br. reg. ton. De in Oslo thuis behorende koopvaardijvloot telde op 1 Jan. 1952 716 schepen met een totale inhoud van 2 466 900 br. reg. ton.

Stoomboten verbinden Oslo met alle Noorse kuststeden tot aan Vadsö in het N., alsook met het buitenland. Behalve de in 1811 uit vrijwillige bijdragen gestichte Universiteit (1951: 3640 studenten), telt Oslo een hogere krijgsschool, een technische school, een observatorium en talrijke instituten en bibliotheken. Van de musea bevat de Nasjonalgalleriet (nationale galerij) een grote verzameling Noorse beeldende kunst uit alle tijden. Een ander belangrijk museum is het Stadsmuseum in het Frogner-park. Het is de residentie van de koning en de zetel van de regering en het opperste gerechtshof.

Geschiedenis.

Koning Harald* III Hårdråde, Sigurdharson, legde ca 1050 de grondslagen van Oslo aan de oostzijde van de baai Björvik, en hij liet aan de westzijde van die inham, waarin het riviertje de Aker uitmondt, een burcht bouwen: Akershus. De laatste afstammeling van Harald* Hárfagri, koning Haakon V Magnusson, verhief de stad tot residentie. Als alle overige Noorse steden ging Oslo tijdens de overmacht der Noordduitse Hanze in de latere Middeleeuwen achteruit. Een hevige brand verwoestte de stad in 1624; een nieuwe werd opgebouwd aan de westzijde van Björvik onder en bij de burcht, en kreeg de naam Christiania, naar de toenmalige vorst van het Tweelingrijk Denemarken-Noorwegen, Christiaan IV*. In mindere mate dan Bergen, nam gedurende de 17de en de 18de eeuw Christiania toe in welstand en betekenis. Zij was wel de residentie van een stadhouder, maar de centrale administratie zetelde tot de vrijwording in 1814 te Kopenhagen.

In laatstgenoemd jaar telde de stad nog slechts 10 000 inw. Kort tevoren had de koning, Frederik VI, toegestemd in de oprichting van een universiteit en eerst nadien verrezen er, in de loop der eeuw, voor deze, voor uitvoerend en wetgevend gezag grote en waardige woningen en paleizen. In 1924 werd bij besluit van het Storting de naam Christiania veranderd in Oslo. Van 9 Apr. 1940 tot 5 Mei 1945 was de stad door Duitse troepen bezet. Er werd, vnl. door sabotage, enige schade toegebracht aan fabrieken; overigens bleef de stad gespaard.

Lit.: E. Buil en S. C. Hammer, Kristianias Historie, 5 dln (1922-1928), Sankt Hallvard, 1 vlgg., 1915 vlgg.

< >