Duits legeraanvoerder (Burg Belchau, in Oost-Pruisen, tegenwoordig Polen, 11 Sept. 1861 - Kasteel Lindstedt, bij Potsdam, 8 Sept. 1922), werd in 1913 minister van Oorlog in Pruisen en tijdens Wereldoorlog I op 9 Dec. 1914 in de plaats van Moltke* chef van de generale staf. Zijn verdiensten als zodanig zijn sterk becritiseerd.
Voor hem gold als axioma, dat Rusland niet overwonnen kon worden en dus trachtte hij op het westelijk front een beslissing af te dwingen. In 1916 liet hij zich verleiden tot het rampspoedige offensief op Verdun (21 Febr. - 1 Juli); het Duitse leger verloor bijna een half millioen man en kwam slechts weinig verder. Toen nu door de oorlogsverklaring van Roemenië ook Falkenhayn’s beleid op het oostelijk front tot een fiasco geleid had werd hij (29 Aug.) opgevolgd door von Hindenburg. Als aanvoerder van het 9de leger had hij vervolgens een belangrijk aandeel in de overwinningen op Roemenië. In 1917 werd hij opperbevelhebber in Palestina, echter zonder het ineenstorten van het Turkse front te kunnen verhinderen. Op het eind van 1918 voerde hij het bevel in Litauen en in Febr. 1919 werd hij op nonactiviteit gesteld.Bibi.: Die oberste Heeresleitung 1914-1916 (1919); Der Feldzug der gen Armee gegen Rumänien (1921).
Lit.: H. v. Zwehl, E. v. F., eine biogr. Studie (1926).