(ca 910 - 14 Jan. 973) was een monnik in het klooster St Gallen (bij het Bodenmeer), die als oefening in het Latijn het epos Waltharius manufortis (= Walther met de sterke hand) geschreven heeft; waarschijnlijk ca 930. Zijn bron was vermoedelijk een Oudduits heldenlied over Walther van Aquitanië, die van het hof van de Hunnenkoning Attila ontvlucht met medeneming van prinses Hildegunde en van een schat van sieraden, die koning Günther van Worms en zijn volgelingen hem dan weer willen ontnemen.
Het in de stijl van Vergilius in hexameters geschreven epos is ongeveer 1500 regels lang; het is uitgegeven door Althof (1899) en door Strecker (1907); vertalingen gaven Scheffel in zijn roman: Eckehard (1857) en (bijzonder goed) P. von Winterfeld in Deutsche Dichter des lateinischen Mittelalters (1913).Naast Ekkehard I kennen wij Ekkehard IV (ca 980 - ca 1060), die het gedicht van zijn naamgenoot stilistisch verbeterd heeft; en Ekkehard II (gest. 23 Apr. 990), die de leermeester van hertogin Hadewig van Zwaben geweest is.
In een voordracht te Berlijn (1938) heeft Alfred Wolf de opvatting verdedigd, dat de Waltharius reeds ca 830 geschreven zou zijn en eerder uit een klooster bij Worms dan uit St Gallen zou stammen. (Studia Neophilologica, Uppsala, nr 13); K. Strecker heeft in een opstel in Deutsches Archiv f. d. Geschichte des Mittelalters, IV, 355 ff. zijn instemming daarmede betuigd. Maar de uiteenzettingen van G. Baesecke in: Vorgeschichte des d. Schrifttums (1940) maken waarschijnlijk, dat de oude, boven weergegeven opvatting, dat Ekkehard I van St Gallen de dichter is, de voorkeur verdient.
H. W. J. KROES