Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

DUQUESNOY

betekenis & definitie

of Du Quesnoy, naam van een geslacht van Zuidnederlandse beeldhouwers, afkomstig van Le Quesnoy in Henegouwen.

Hieronymus, de Oude (ca 1570-1641/1643, zeker vóór Juli 1643), van ten laatste 1603 af te Brussel werkzaam, was in 1623 of wellicht reeds in 1621 deken van het gilde der „Vier Gekroonden”. Het eerste van hem bekende werk is een houten tabernakel in St Martinus te Aalst (1602); van 1603-1612 werkt hij te Brussel aan het paleis der hertogen van Brabant, in de St Jacobs- en in de St Niklaaskerk, in 1616 vervaardigt hij twee beelden voor de gevel van het stadhuis te Halle (door brand vernield) en volgens de traditie in 1621 de fontein met het bekende „Manneken-Pis” te Brussel (heden door een copie vervangen). Er wordt nog ander werk van hem vermeld, o.m. te Dendermonde (1627-1630), doch de laatste twintig jaren van zijn ontwikkeling zijn ons onbekend.

Frans, genaamd il Fiammingo, zoon van de voorgaande (Brussel 1594 - Livorno 12 Juli 1643), was leerling van zijn vader, onderging de invloed van Rubens, werkte o.m. voor aartshertog Albrecht en vertrok in 1618 naar Rome, waar hij vooral beroemd werd door zijn ivoren beeldjes. In 1621 leerde hij er Antoon van Dijck kennen, die zijn portret schilderde (museum te Brussel). Hij was sedert 1624 zeer bevriend met de Franse schilder Poussin en stichtte met hem de „Wandelende Akademie” tot studie der antieken, waar zich weldra Algardi, Sandrart e.a. bij aansloten. Sedert 1626 werkte hij voor paus Urbanus VIII (een St Sebastiaan en een kruisbeeld in ivoor), in 1627-1628 leverde hij de modellen voor de engelen op de bronzen baldakijn van Bernini boven het hoogaltaar in St Pieter en in 1628 werd bij hem het marmeren reuzenbeeld van St Andreas besteld, dat een van de vier koepeldragende pijlers aldaar versiert (eerst in 1640 voltooid). Daarnaast is een van zijn beroemdste gewrochten, de marmeren H. Susanna in S. Maria di Loreto (besteld in 1628, voltooid in 1633). Enkele werken van hem zijn ook bewaard in S. Giuliano dei Fiamminghi, en in S. Maria dell’Anima wordt het grafteken van Adriaan Vryburgh bewonderd.

Hij werd bijzonder geprezen om zijn Rubensiaanse kinderfiguren, Amors of engeltjes, w.o. de marmeren Cupido, door de regering van Amsterdam in 1636 aan Amalia van Solms geschonken (thans museum Berlijn). Zijn kleine beelden in ivoor, brons of terracotta waren zeer gezocht door de kunstverzamelaars en werden ontelbare malen nagevolgd en nagebootst. Zijn borstbeelden doen klassieker aan dan de meer impressionnistische van Bernini. Zijn reliëfs echter, in marmer, ivoor of brons, komen meer in de lijn te staan van een Vlaamse, schilderkunstig illusionistische traditie. Hij had talrijke leerlingen. In 1643 werd hij door koning Lodewijk XIII te Parijs ontboden om er de leiding van de pas gestichte kunstacademie op zich te nemen, maar hij overleed op de reis.

Hieronymus, de Jonge, broeder van de voorgaande (Brussel 1602 - Gent 28 Sept. 1654), waarschijnlijk eerst leerling van zijn vader, werd in 1622 vrijmeester in het gilde der „Vier Gekroonden” te Brussel en begaf zich naar zijn broeder in Italië. Later werd hij door Philips IV naar Spanje geroepen, maar in 1641 was hij terug in Italië, verbleef negen maanden te Florence, daarna weer te Rome, ging met zijn broeder in 1643 naar Livorno, werd valselijk beschuldigd hem te hebben vergiftigd, maakte zich echter onrechtmatig van Frans’ nalatenschap meester, kwam over Frankrijk naar Brussel terug en kreeg in 1652 van de stadhouder hertog Leopold Willem de titel van hofarchitect en -beeldhouwer. Hem werd de voltooiing van het praalgraf van bisschop Antoon Triest, door Frans Duquesnoy begonnen, in de St Baafskerk te Gent opgedragen. Hij werd in de kerk op onzedelijke feiten betrapt, deswege veroordeeld en op de Graanmarkt gewurgd en verbrand.

Omtrent hetgeen hij in Italië en Spanje heeft voortgebracht is niets bekend. Onder zijn Brusselse productie mogen vermeld worden: van 1644-1646 vier van de grote marmeren apostelbeelden in de St Goedelekerk, de HH. Paulus, Bartholomeus, Mattheus en Thomas; van 1645-1648 twee apostelbeelden in de Kapellekerk; van 1651 een marmeren St Ursula in O. L. Vrouw ten Zavel; van 1653 de liggende St Magdalena in het Park (thans in het Museum). Vele kleine ivoren beelden worden hem toegeschreven, over het algemeen op onvoldoende gronden. Als architect leverde hij de ontwerpen voor de kapel van O. L. Vrouw der Verlossing in St Goedele te Brussel en voor altaren in de hoofdkerk te Tienen. Het beroemdst is de graftombe van Antoon Triest te Gent, een nogal eclectisch werk, waarin invloed van voor-Bernineske Italianen zich kruist met die van Fr. Duquesnoy.

DR JULIANE GABRIËLS

Lit.: Mariette Fransolet, Le St André de François Duquesnoy, à la Basilique de St Pierre au Vatican, 1629-1640 (Bruxelles Rome 1933); J H. Plantenga, Verzamelde opstellen, dl II (1929).

< >