politiek agitator, letterkundige en journalist (Pasoeroean 8 Oct. 1879), een kleinzoon van Jan Douwes Dekker, oudere broeder van voorgaande, doorliep de H.B.S. te Soerabaja en Batavia, vocht mee in de Boerenoorlog (1900) en werd daarna journalist, o.a. te Semarang, waar hij optrad als leider van de in 1903 opgerichte vooruitstrevende Semarangse Kiesvereniging. Zelf tot de Indo-Europeanen behorende, propageerde hij sinds 1911 (in Het Tijdschrift, daarna in het dagblad De Expres) een Indisch nationalisme, gegrond op de solidariteit van de Indische Nederlanders, Indische Chinezen en Indonesiërs tegenover het Nederlands gezag en stichtte in Dec. 1912 de Indische Partij.
In 1913 werd hij wegens zijn agitatie op Timor geïnterneerd. Tijdens Wereldoorlog I in Europa vertoevend, promoveerde hij in 1915 te Zürich tot doctor in de staats- en handelswetenschappen. Op zijn terugreis via Japan naar Indonesië werd hij te Singapore wegens spionnage gevangen genomen en naar San Francisco overgebracht (1917), doch in 1919 was hij weer terug in de Indische politiek. Toen de Sarikat Islam in moeilijkheden geraakte, doordat verschillende groepen eigen bonden stichtten, stelde hij een reorganisatie voor volgens zuiver nationalistische beginselen. Sinds 1922 was hij te Bandoeng bij het onderwijs werkzaam —zijn eerste leerlingen waren Soekarno en Mohammed Hatta —, doch kort vóór Wereldoorlog II werd hij wegens pro-Japanse sympathieën naar Suriname overgebracht. Na de capitulatie vertrok hij via Nederland naar Djokja, waar hij benoemd werd tot minister van Staat en voor de Indo-Nederlandse Groep zitting nam in het Republikeinse kabinet, dat 2 Oct. 1946 tot stand kwam. Tijdens de bezetting van Djokja door de Nederlanders was hij op Sumatra geïnterneerd. Onder de Indo-Europeanen propageert hij het denkbeeld zich op te lossen in de Indonesische maatschappij; van hem is het woord: „Denkt Indonesisch, wordt Indonesiër en gedraagt u als Indonesiër”. Hij noemt zich thans Setiaboeddhi (trouw van inborst).Bibl.: Wilhelmina-dag op Ceylon (Haarlem 1901); Het boek van Siman den Javaan. Een roman (Tiel 1908); Een merkwaardig regeeringsbesluit (Batavia 1909); Aansluiting van blank en bruin (Batavia 1911); Ratoe Darawati. Roman (Batavia 1911); De Indiër (Bandoeng 1912); Van een dappere drakendoodster. Roman (Batavia 1918, onder pseud. Marc d’Hautour); Die wirtsch. Grundlagen der sogen. holländischen Kolonisation in Süd-Ost-Asien, diss. (uitg. Batavia 1918); Lasmini, een toekomstroman (Semarang 1919); Indië, handboek voor den Indischen nationalist (Semarang 1921-’22); Nationale figuren (Batavia 1927); Moderne handelscorrespondentie (Bandoeng 1936); Gods geboorte (Amsterdam 1938).
Lit.: J. Pée, Multatuli en de zijnen (1937), 432-439, m. bibliogr.; J. T. P. Blumberger, De Indo-Europeesche beweging in Ned. Indië (1939); T. Rot, Multatuli en zijn naamdrager in deze eeuw, in: De Vlam III, 7 (22 Febr. 1947).