Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

DONDERS, Franciscus Cornelis

betekenis & definitie

Nederlands fysioloog en oogheelkundige (Tilburg 27 Mei 1818 - Utrecht 24 Mrt 1889), studeerde in de medicijnen te Utrecht, promoveerde te Leiden in 1840, ging als officier van gezondheid in 1840 naar Vlissingen, in 1841 naar Den Haag en kwam in 1842 naar Utrecht, om onderwijs te geven aan de militair-geneeskundige school in de anatomie, histologie en fysiologie. In 1844 hield Donders zijn eerste openbare lezing voor het Natuurkundig Gezelschap te Utrecht.

In 1845 begonnen zijn onderzoekingen over de functie van het oog. In 1847 werd hij benoemd tot corresponderend lid van het Koninklijk Nederlands Instituut, de voorloper van de latere Koninklijke Academie van Wetenschappen. In hetzelfde jaar werd hij benoemd tot professor extraordinarius aan de Faculteit der Geneeskunde te Utrecht. In 1858 richtte Donders het „Nederlands Gasthuis voor Ooglijders” te Utrecht op en in 1862 werd hij benoemd tot hoogleraar in de fysiologie. In 1864 werd het Physiologisch Laboratorium te Utrecht geopend. In 1883 legde hij het directoraat van het Ned. Gasthuis voor Ooglijders neer en in 1888 trad hij af als hoogleraar.Ofschoon de voornaamste betekenis van Donders gelegen is in zijn werk als fysioloog en oogarts is hij op vele andere gebieden eveneens als grondlegger te beschouwen. Hij werkte nl. tevens op het gebied van de pathologische anatomie, histologie, forensische geneeskunde, hygiëne, geschiedenis der geneeskunde, en psychologie. Bovendien redigeerde hij vele tijdschriften en publiceerde veel over onderwijskwesties. Te zamen met G. J. Mulder heeft hij de grondslag gelegd voor de histo-chemie en hij was de eerste, die de leer van de thermo-dynamica toepaste op processen in levende organismen. In zijn inaugurale rede schetste hij — ongeveer tien jaar vóór Darwin — een evolutie-theorie, een feit, dat aan Darwin, zoals hij zelf aan Donders schreef, eerst later bekend werd, omdat de betreffende rede alleen in de Nederlandse taal was verschenen. Donders is in feite de leermeester van de Nederlandse fysiologen en oogartsen. Zij zijn bijna allen leerlingen van zijn leerlingen.

Als fysioloog hield Donders zich bezig met haematologische onderzoekingen en met problemen omtrent stofwisseling, voeding, ademhaling, bloedsomloop, functie van het zenuw- en het spierstelsel en van het hart. Het bekendst is het werk over de ademhaling, maar al zijn werk was, evenals dat op het gebied van de oogheelkunde, baanbrekend. Hoewel er sedert de publicaties van Donders over de ademhaling grote vorderingen zijn gemaakt, is de juistheid van zijn bevindingen steeds bevestigd.

Donders is 18 jaren voorzitter van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen geweest en vele jaren zelfs van beide afdelingen; hij was van die Academie 35 jaar lid. Aan hem zijn de bloei en de ontplooiing van deze instelling gedurende de tweede helft van de 19de eeuw vnl. te danken. Donders moet beschouwd worden als één van de drie grondleggers van de moderne oogheelkunde naast Bowman in Londen en von Graefe in Berlijn. Er is geen gebied van de oogheelkunde, waarop Donders geen baanbrekend werk heeft verricht. Zijn bijzondere liefde had het zien en de storingen daarvan. Zijn beroemde werk Over de anomalieën van de refractie en de accommodatie verscheen in 1864, eerst in het Engels en daarna in 14 andere talen. Zelfs heden ten dage vormt het de basis van onze kennis omtrent de brekingstoestand van het oog. In een latere periode hield hij zich intensief bezig met het kleurenzien, maar ook zijn andere oogheelkundige onderzoekingen over oogbewegingen, intraoculaire druk, binoculair zien enz. zijn alle fundamenteel.

Ter ere van Donders is op het Janskerkhof te Utrecht een monument opgericht.

DR F. P. FISCHER

Lit.: E. C. van Leersum, Het levenswerk van Fr. C. D. (Haarlem 1932).

< >