Zeeuwse stad, gelegen op de zuidpunt van Walcheren, groot 787 ha, telt (1953) 25 400 inw., van wie (1951) 59 pct Prot., 19 pct R.K. en 22 pct andersdenkenden.
BOUWKUNDIG KARAKTER.
De oorspr. kern van de latere stad Vlissingen was langs de eerste haven gelegen, waar thans Breewaterstraat en Slijkstraat zijn te vinden. Toen deze haven was verland, kwam het zwaartepunt te liggen langs de in 1308 gegraven nieuwe havens t.w. Achterhaven, Koopmanshaven en Voorhaven, in 1909 met uitzondering van de Voorhaven gedempt en resp. Bellamypark en Spuistraat geheten. De hoge ligging van de rond het park lopende rijweg en van de evenwijdig met de Spuistraat lopende Molenstraat en Noordstraat herinnert er aan, dat men hier met kaden en waterkerende dijken te doen heeft. De hoge ligging van de in de nabijheid gelegen Korte en Lange Zelke daarentegen vindt zijn verklaring in het feit, dat zij gelegen waren bij de heuvel, ontstaan doordat de as of zelke, afvalproduct van de zoutwinning, op deze plaatsen werd uitgestort.
De eigenlijke zelkheuvel, die thans vanzelfsprekend is afgeplat, vindt men op de Zeemanserve. Een brug aan het boveneinde van de Koopmanshaven verbond het oudste stadsgedeelte met de uitbreiding ten O. van de haven, waar in 1308 de St Jacobskerk werd gebouwd. Het daar ontstane stadsgedeelte vond haar begrenzing aan de oostzijde in de Walstraat en aan de zuidzijde in de in 1443 gegraven, nog bestaande Engelse kaai of Vissershaven. Tussen 1581 en 1613 vond een nieuwe uitbreiding der stad naar het O. plaats. In beide genoemde jaren werden nieuwe havens gegraven, t.w. de Pottekaai en de Ooster- of Dokhaven. Ten behoeve van deze havenuitbreiding moesten de oude wallen en vesten geslecht en geplempt worden.
Tegelijk met het graven van de Oosterhaven werden onder leiding van de bekwame ingenieur van prins Maurits, Valkenburgh, de vestingwerken verbeterd en versterkt. De omvang die de stad thans had bereikt, bleef lange tijd dezelfde. Gedurende de Franse tijd werd de vesting opnieuw en grondig versterkt. Bovendien werd de stad omgeven met een ring van kroonwerken en forten. Aan de west- en oostzijde van de stad lagen de forten de Nolle (Montebello) en de Ruyter (St Hilaire) en tussen deze, in een halve cirkel, het Rechter, Midden en Linker Kroonwerk. Ca 1870 zijn deze versterkingen, met uitzondering van het Linker Kroonwerk, dat eerst na Wereldoorlog II gesloopt is, verdwenen, mede in verband met de aanleg van de nieuwe haven- en spoorwegwerken.
Eerst in 1916 is de stad zich gaan uitbreiden buiten de vroegere vestingwerken (Singel), een proces, dat nog steeds voortgaat. Momenteel vormt de President Rooseveltlaan een ceintuurbaan door de nieuwe wijken en tevens de verbinding van het uiteinde van de Boulevards met de weg naar Middelburg.
Belangwekkende gebouwen zijn: het Stadhuis, oorspr. een particuliere woning, in 1733 gesticht door de burgemeester A. P. van Dishoeck .sedert 1818 als Raadhuis in gebruik ter vervanging van het oude Stadhuis, dat in 1809 verwoest werd. Laatstgenoemd Stadhuis stond op de Grote Markt en was in 1594 in Renaissancestijl gebouwd, in navolging van het Stadhuis van Antwerpen; St Jacobskerk (1308), gedeeltelijk verbrand in 1911, daarna herbouwd; Gevangentoren op de Boulevard de Ruyter (begin 16de eeuw), overblijfsel van de vroegere Westpoort; Beursgebouw (1635), gerestaureerd in 1934, pand Nieuwendijk 11 (1641), gesticht door Cornelis Lampsins, thans woonhuis van de directeur van het Nederlands Loodswezen; Beeldenhuis (1730), oorspr. aan de Dokkade, maar de gevel is in verband met de uitbreiding van de Koninklijke Maatschappij ,,De Schelde” verplaatst naar de Hendrikstraat.
HANDEL, NIJVERHEID EN SCHEEPVAART
Handel, visserij en scheepvaart, annex daarmede de scheepsbouw, zijn voor Vlissingen van oudsher de belangrijkste bestaansbronnen geweest. Met de visserij ging in de Middeleeuwen het winnen van zout, de zelnering, gepaard. Oorspronkelijk gering in omvang en betekenis, nam toch vooral de vrachtvaart toe. Het voortdurend scheppen van nieuwe havenruimte en groei van de bevolking gingen hiermede gepaard. Tijdens de 8o-jarige oorlog kwam een ander bedrijf op: nl. de kaapvaart. Van de Vlissingse reders en kooplieden uit de eerste helft der 17de eeuw moeten genoemd worden: Jan Lambrechtsen Coole en de gebroeders Lampsins.
De activiteit van deze Vlissingers was vooral gericht op West-Indië. In de 18de eeuw was dit nog steeds het geval, doch toen legde men zich vooral toe op de slavenhandel.
Het heeft zeer lang geduurd voor Vlissingen de gevolgen van de Franse tijd te boven is gekomen. Eerst in de tweede helft van de 19de eeuw scheen daarop enig uitzicht te ontstaan nadat in 1872 de spoorwegverbinding Roosendaal - Vlissingen tot stand kwam, in 1873 een nieuw complex havens was gegraven en de Stoomvaartmaatschappij „Zeeland” en de Koninklijke Maatschappij „De Schelde” in 1875 waren opgericht.
Van 1867-1873 werden een drietal nieuwe havens ten O. van de stad aangelegd (samen ruim 38 ha groot), terwijl in 1926-1931 de buitenhaven werd aangelegd (35 ha), die Vlissingen tot een belangrijk bunkerstation (steenkolen, stookolie) maakte. De buitenhaven, die in rechtstreekse verbinding met de Westerschelde staat en door haar ligging langs de vaargeul naar Antwerpen bij alle weersomstandigheden toegankelijk is voor grote zeeschepen, is ca 1300 m lang, ca 275 m breed en bij laag water ca 11 m diep. De haven is voorzien van olie- en kolenbunkerstations van de Steenkolen Handels Vereniging, los- en laadaccommodatie, geëxploiteerd door de N.V. Haven van Vlissingen, loodsen en spooraansluitingen, tankbedrijven voor brandbare oliën, melasse en eetbare oliën.
Aantal oliebunkerschepen (1952): 1198, totaal 1 901 027 b.r.t.
Aantal kolenbunkerschepen (1952): 130, totaal 344 468 b.r.t.
Twee binnenhavens, die in verbinding staan met de buitenhaven en de Westerschelde door middel van een grote sluis voor zeeschepen en een kleinere sluis voor de binnenvaart, geven via het Kanaal door Walcheren verbinding met de Rijn en het waterwegennet van West- en Centraal-Europa. De beide binnenhavens zijn ca 100 m breed, de kadelengte bedraagt ca 1000 m, waarlangs ½m diep water. De havens zijn voorzien van kaden en spooraansluitingen.
Het voornaamste middel van bestaan is de scheepsbouw-, metaal- en machine-industrie.
Voorts moeten als middelen van bestaan genoemd worden de visserij, het Loodswezen (Nederl. en Belg.), scheepvaart, haven-, bunker- en stuwadoorsbedrijven, Kon. Marine, vreemdelingenverkeer, hotel- en pensionbedrijven. In Vlissingen bevindt zich de electrische centrale van de P.Z.E.M. welke geheel Zeeland van electrische stroom voorziet; voorts zijn er de directies van het Provinciaal Gasbedrijf en van de N.V. Waterleiding Mij „Midden Zeeland” gevestigd. Vlissingen is een basis van de Kon. Marine, waar tevens opleiding plaatsvindt van marinepersoneel.
VERKEER
Reeds van oudsher had Vlissingen een veer op het aan de overzijde van de Westerschelde liggende Vlaanderen. Sedert 1828 wordt een geregelde stoombootveerdienst op Breskens geëxploiteerd (sinds 1866 een provinciale veerdienst!, welke thans met comfortabele motor-ferryboten, ingericht voor massaal autovervoer, wordt onderhouden. Vlissingen is het eindpunt van de spoorweg Roosendaal - Vlissingen. Voor Wereldoorlog II had het een dagelijkse verbinding met Harwich (Engeland) met de boten der Stoomvaartmaatschappij „Zeeland”. Autobusdiensten der N.V. Stoomtram Walcheren geven verbinding met Middelburg en andere plaatsen op Walcheren. Ook als badplaats heeft Vlissingen grote betekenis (zuiderstrand).
CULTURELE INSTELLINGEN
Behalve scholen voor voorbereidend lager, lager en uitgebreid lager onderwijs bezit Vlissingen een Rijks H.B.S., een Gemeentelijke Middelbare Handelsavondschool (beide met 5 jr. cursus), nijverheidsscholen, w.o. een industrie- en huishoudschool, een zeevaartschool „de Ruyterschool”, waaraan verbonden een M.T.S. en binnenvaartschool. Voorts heeft Vlissingen een Stedelijk Museum, openb. leeszaal, kunstkring, sportvelden, sintelbaan, zweminrichting, jachthaven (in 1953 i11 aanleg), 2 ziekenhuizen (Prot. Chr. en R.K.) en een medisch centrum.
GEMEENTEWAPEN
Dit bestaat uit een rood schild, waarop een zilveren fles, gekroond, geketend en versierd met goud. Het schild wordt gedekt met een gouden kroon.
Geschiedenis
Hoewel de sporen van menselijke beschaving veel ouder zijn, wordt Vlissingen voor het eerst genoemd in een charter van 28 Mei 1247. Het betreft hier echter het later verdwenen, even buiten het huidige oude stadsgedeelte gelegen Oud-Vlissingen, aan een nu reeds verdwenen haven. Tussen 1331 en 1439 overspoelde de zee ongeveer de helft van het grondgebied van de heerlijkheid Vlissingen; in laatstgenoemd jaar werd de tegenwoordige grenslijn, gevormd door de boulevards en de zeedijk, bereikt. In 1315 verleende graaf Willem III aan Nieuw-Vlissingen, in de loop der jaren ten Z.O. van Oud-Vlissingen ontstaan, stadsrechten. In 1453 kwam de stad aan het Huis van Borssele, in 1555 werd Vlissingen, met Vere, onder Maximiliaan van Bourgondië tot een markiezaat verheven. Dit markiezaat werd in 1581 door prins Willem van Oranje gekocht.
Sedert dit jaar was dus een Oranje Heer der stad, zodat deze ook de benoeming van baljuw, burgemeesters en schepenen verrichtte. Op 6 Apr. 1572 had de stad op eigen initiatief de zijde van Oranje gekozen. Als beloning, ook voor de diensten, de zaak der vrijheid bewezen, verwierf Vlissingen in 1574 van de Prins een privilege, waarin vele voorrechten waren vervat. Tevens verkreeg de stad stem in de Staten van Zeeland.
Vlissingen is de geboorteplaats van Michiel Adr. de Ruyter. Op de Boulevard staat een van 1841 daterend standbeeld van hem. Ook de Evertsens en de Bankerts zijn van Vlissingen geboortig. Van de overige zeehelden, die Vlissingen heeft voortgebracht, moet genoemd worden Frans Naerebout, loods en mensenredder, vooral bekend om de redding van de Woestduyn in 1779. Ter ere van hem is in het Bellamypark een standbeeld opgericht.
Merkwaardig is de opbloei die in de tweede helft van de 18de eeuw in het culturele leven valt waar te nemen. De bijdragen van Vlissingen tot de Nederlandse letteren uit deze tijd mogen belangrijk genoemd worden: Elisabeth Wolff, Jacobus Bellamy, Anthony van der Woordt. In het jaar 1769 werd er het Zeeuws Genootschap der Wetenschappen opgericht, dat in 1801 naar Middelburg werd verplaatst. In 1809 werd de stad zwaar getroffen door de belegering, beschieting en bezetting door een Engelse troepenmacht, ten gevolge waarvan o.m. het prachtige in 1594 gebouwde stadhuis af brandde. Als gevolg van de hoge watervloed in 1906 liep Vlissingen geheel onder water.
WERELDOORLOG II
Gedurende de Duitse bezetting heeft de stad voortdurend van zware geallieerde luchtaanvallen te lijden gehad, waardoor vele burgers het leven verloren en vele gebouwen werden verwoest.
Ten gevolge van de overstroming van Walcheren in Oct. 1944 werd de gehele nieuwe stad (ten N. van de Singel) gedurende een jaar door zeewater overspoeld. Een groot gedeelte van de bevolking was geëvacueerd, waardoor het inwonertal tijdelijk was teruggelopen tot 12 920.
De bevrijding kwam op 3 Nov. 1944 na hevige strijd, nadat op 1 Nov. 1944 een landing was uitgevoerd bij de Ooster- of Dokhaven door de Britse 52ste (Lowland) division, waaraan was toegevoegd voor de eigenlijke eerste landing No 4 (Army) Commando. De landing werd gesteund door zware artillerie, welke laatste van het reeds bevrijde Zeeuwsch-Vlaanderen uit de vijand vóór de aanval bestookte. Nabij de landingsplaats is ter ere van No 4 Commando op 31 Mei 1952 een standbeeld onthuld.
Ten gevolge van de oorlogshandelingen verloren 350 burgers het leven. Van de (1940) 6261 woningen werden er 1517 totaal verwoest, terwijl alle overige zwaar of licht beschadigd werden. Sedert de bevrijding werden tot 1 Juli 1953 2183 nieuwe woningen gebouwd, excl. ruim 600 noodwoningen.
Ten gevolge van de stormvloed op 1 Febr. 1953 verloren 3 inwoners het leven. De aangerichte schade is thans geheel hersteld.
Lit.: H. P. Winkelman, Geschiedk. plaatsbeschr. van V. (Vlissingen 1873); C. P. I. Dommisse, De Westpoort te V. (Vlissingen 1903); P- K.
Dommisse, De ambachtsheerlijkheid van Oud V. en de wording van Nieuw V., Archief Zeeuws Gen. der Wetenschappen (1910); H. G. van Grol, De gesch. der oude havens v. V. (Vlissingen 1931); H. B. J. Knoop, De herbouw v.
V. (Vlissingen 1945); A. Korteweg, Oorlog aan de Scheldemond (Middelburg 1947).