Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

DIPO NEGORO

betekenis & definitie

is de naam van vorstenzonen uit het Rijk van Mataram-Soerakarta en het Sultanaat van Djokjakarta. De tweede Javaanse Successie-oorlog (1719-1723) eindigde met de verbanning naar de Kaap van Pangèran Dipo Negoro, zoon van Pakoe Boewono I.

Inmiddels beklom Amangkoerat IV de Solose troon. Het Djokjase sultanshuis telde eveneens een Dipo Negoro onder zijn zonen. Ook hij was — evenals zijn naamgenoot uit het Solose geslacht — geboren uit het huwelijk van de regerende vorst met een vrouw van mindere afkomst en daardoor volgens de adat niet gerechtigd de troon te beklimmen. De Djokjase Dipo Negoro, aanvankelijk Pangèran Anto Wirjo geheten, werd omstreeks 1785 geboren als zoon van Hamengkoe Boewono III, die zich bij de Engelsen had aangesloten, toen Raffles Abdoerrahman II — sultan Sepoeh — uit zijn ambt had ontzet en verbannen naar Poeloe Pinang (1812). Dipo Negoro liet in deze tijd van zich spreken door zijn vader in de strijd tegen sultan Sepoeh bij te staan. Als dank hiervoor werd hem het uitzicht geopend te bestemder tijd de troon te zullen beklimmen. Echter werd Hamengkoe Boewono III 3 Nov. 1814 opgevolgd door zijn 10-jarige zoon Djarot. Zelfs benoemde Raffles Pakoe Alam als voogd over de jonge vorst, zulks in afwijking van de voordracht van de Engelse resident, die twee voogden, w.o. Dipo Negoro, aanwees. Dipo Negoro voelde zich diep gekrenkt en werd langzamerhand het hoofd van een anti-Europese partij in het sultansverblijf. Na het overlijden van Djarot, de „sterke”, kwam zijn zoon onder voogdij van Pangèran Mangkoeboemi en Pangèran Dipo Negoro. Nu de laatste zich niet met de staatszaken mocht inlaten, wenste hij ook geen kinderverzorger te zijn en trok zich terug op zijn landgoed Tegalredjo, waar hij zich aan overpeinzingen overgaf en weldra bij de bevolking hoog stond aangeschreven als heilige en wonderdoener. Lange tijd toefde hij in gebed in de grot van Setjang en op andere heilige plaatsen in de kalkgebergten ten W. en Z. van Djokja. Het volk beschouwde Dipo Negoro, de Dienaar van de Geprezene, het Juweel der Wereld, Heer en Regelaar des Geloofs op Java, Stedehouder van de Gezant Gods, als de Messias, die in Djajabaja (= Yayabaya) en Airlangga zijn voorlopers vond. De maat was vol, toen het Nederlandse bestuur voor de aanleg van een weg, die over Tegalredjo zou lopen, een heilig graf liet opbreken en verplaatsen. Op het gerucht, dat de ass. resident zowel Mangkoeboemi als Dipo Negoro gevangen wilde nemen, vluchtten beiden naar Selarong.De Java-oorlog ving aan (20 Juli 1825-28 Mrt 1830). Niet alleen het volk, maar ook de grote meerderheid van de adel stond achter Dipo Negoro. Hiervoor zijn verschillende oorzaken aan te wijzen: de verkleining van het gebied van Soesoehoenan en Sultan door Raffles en Daendels, de afpersingen der Chinese tolpachters en de pachtcontracten, door de beide vorsten aangegaan met Europese en Chinese ondernemers. De goedbedoelde bevelen van de G.G. Van der Capellen tot ontbinding van deze pachtcontracten beroofden vorsten en adel opnieuw van een zeer belangrijke bron van inkomsten (zie Java-oorlog). Gesteund door Kjahi Modjo, zijn geestelijke raadsman, die de „heilige oorlog” uitriep, en zijn neef, Prawira Dirdja, genoemd Sentot, wist Dipo Negoro zich lange tijd staande te houden. Toen de vooruitzichten somber werden, liep Sentot naar de Nederlandse troepen over, zodat Dipo Negoro niet veel anders overbleef dan zijn voorbeeld te volgen. Tijdens een gesprek met generaal De Kock werd Dipo Negoro gevangengenomen (28 Mrt 1830) en verbannen, eerst naar Menado, vervolgens naar Makassar, waar hij in 1855 overleed.

PROF. DR C. GERRETSON

Lit.: F. Roorda, Verhaal van den oorsprong en het begin van den opstand van Dipa Negara volgens een Javaansch handschrift, 1860, in: Bijdragen van het Kon. Instituut voor Indische Taal-, Land- en Volkenkunde: P. H. van der Kemp, Dipanegara, een geschiedkundig Hamlettype, in: Bijdragen van het Kon. Instituut voor Indische Taal-, Land- en Volkenkunde, 1930; P. J. Louw en E. S. de Klerck, De Java-oorlog van 1825-1830, 6 dln (Batavia - ’s-Gravenhage 1894-1909), en de daarin aangehaalde literatuur; S. v. Praag, Onrust op Java. De jeugd van Dipanegara. Een hist. lit. studie (Amsterdam 1947).