is de vorm van gezag, uitgeoefend over minderjarigen die niet onder de ouderlijke macht staan (z kind, kinderrecht). Zij wordt geregeld door de artt. 375-460 NEDERLANDS B.W.
De voogdij komt dus te pas bij wettige kinderen, indien de ouders zijn overleden of als het huwelijk der ouders om andere redenen is ontbonden en voorts wanneer beide ouders van de ouderlijke macht zijn ontzet of ontheven. Onwettige kinderen staan altijd onder voogdij. Voogden treden op: a. van rechtswege; b. krachtens benoeming door een ouder; c. krachtens rechterlijke benoeming. Alleen ouders zijn van rechtswege voogd. Na de dood van een der ouders is nl. de overlevende ouder van rechtswege voogd over de uit het huwelijk geboren kinderen, tenzij deze tijdens het overlijden van de andere ouder het gezag over de kinderen niet uitoefent (art. 378). Voorts is de moeder van een natuurlijk kind van rechtswege voogdes daarover, tenzij zij bij de geboorte onbevoegd tot de voogdij was (art. 380). De vader van een natuurlijk kind, die dit erkend heeft, is niet van rechtswege voogd, maar kan aan de kantonrechter benoeming tot voogd vragen (art. 383). Voor zover een ouder het gezag over zijn kinderen uitoefent, kan hij bij testament of bijzondere notariële akte bepalen, wie na zijn dood voogd over deze kinderen zal worden, indien tenminste de andere ouder niet van rechtswege voogd is (artt. 386 en 387).De kantonrechter benoemt een voogd over alle minderjarigen, die niet onder de ouderlijke macht staan en in wier voogdij niet op wettige wijze is voorzien, tenzij deze benoeming aan de rechtbank is opgedragen (art. 389; de rechtbank benoemt o.a. een voogd in geval van echtscheiding, ontzetting en ontheffing van de ouderlijke macht).
De benoeming geschiedt op verzoek van bloed- of aanverwanten, de voogdijraad, schuldeisers of andere belanghebbenden of ambtshalve (art. 393). De rechter kan de voogdij ook opdragen aan verenigingen, stichtingen of instellingen van weldadigheid, mits op haar verzoek of na bereidverklaring (art. 346).
In elke voogdij benoemt de rechter (tenzij anders bepaald de kantonrechter) een toeziende voogd (art. 401). Een voogd, die van rechtswege optreedt of door een ouder is benoemd, is verplicht dadelijk na de aanvang zijner voogdij een toeziende voogd te doen benoemen (art. 402). Bij ontstentenis van de toeziende voogd is de voogd verplicht, hem onverwijld te doen vervangen (art. 412). De toeziende voogd neemt de belangen van de minderjarige waar, als die met de belangen van de voogd in strijd zijn (art. 407). Hij doet bij ontstentenis van de voogd in de voogdij voorzien en verricht in afwachting van de voorziening alle daden van voogdij, welke geen uitstel kunnen lijden (art. 409).
De door de rechter benoemde voogd of toeziende voogd is verplicht, zijn benoeming te aanvaarden, behalve als het een gehuwde vrouw betreft; de laatste heeft de bijstand of toestemming van haar man of machtiging van de rechter nodig, om de (toeziende) voogdij te aanvaarden (art. 375a, 404a). De benoemde kan zich echter op sommige gronden verschonen: o.a. leeftijd van 60 jaar, ziekte, het hebben van vijf wettige kinderen, het niet zijn van bloed- of aanverwant van de minderjarige, terwijl binnen het Rijk nog een bloed- of aanverwant woont, die de (toeziende) voogdij zou kunnen uitoefenen (art.‘414). Een in functie zijnde (toeziende) voogd kan zich wegens zware ziekte of 65-jarige leeftijd doen ontslaan, zomede wanneer een ander bevoegd persoon zich bereid verklaart, de (toeziende) voogdij over te nemen. Een ongehuwde vrouw, die (toeziende) voogdes is, kan zich na haar huwelijk doen ontslaan (art. 416). Een vader of moeder kan zich nimmer verschonen of doen ontslaan van de voogdij over eigen kinderen (art. 416a).
Voor ontzetting en ontheffing van de (toeziende) voogdij z kind, kinderrecht.
Onbevoegd tot de (toeziende) voogdij in het algemeen zijn minderjarigen, krankzinnigen en onder curatele gestelden (art. 417). Zij die uit het gezag over een bepaalde minderjarige zijn ontzet, zijn onbevoegd tot de (toeziende) voogdij over die minderjarige (art. 417a). Een ontzette of ontheven ouder kan echter steeds met het gezag over zijn kind worden bekleed, als de rechtbank overtuigd is, dat een kind weer aan deze ouder kan worden toevertrouwd (art. 424).
De voogd draagt zorg, dat de minderjarige wordt verzorgd overeenkomstig diens vermogen (art. 426). Hij vertegenwoordigt hem in burgerlijke handelingen en moet zijn vermogen als een goed huisvader beheren; bij slecht beheer is hij aansprakelijk voor de schade (art. 427).
Hij moet een boedelbeschrijving opmaken (art. 428). Voor een aantal rechtshandelingen heeft hij de machtiging van de kantonrechter nodig (art. 433 en 434). De artt. 438-441b geven regels voor de belegging van het vermogen. Jaarlijks doet de voogd rekening en verantwoording van zijn beheer aan de toeziende voogd ten overstaan van de kantonrechter. De ouder-voogd behoeft dit alleen te doen, als de kantonrechter hem deze verplichting oplegt (art. 442). De kantonrechter kan bevelen, dat de voogd zekerheid stelt voor zijn beheer (art. 447).
De voogd mag alle noodzakelijke, betamelijke en behoorlijke uitgaven in rekening brengen. Loon komt hem niet toe, tenzij hem dit bij benoeming door een ouder is toegekend (art. 443). Aan het einde van zijn beheer legt de voogd rekening en verantwoording af hetzij aan de meerderjarig gewordene, hetzij aan zijn opvolger in het beheer of aan de erfgenamen van de minderjarige ten overstaan van de kantonrechter en zo mogelijk in tegenwoor digheid van de toeziende voogd.
In BELGIË duidt men met het woord voogdij de beschermingsinstelling aan over de minderjarigen (of geïnterdiceerden), met al de organen die haar werking verzekeren (voogd, toeziende voogd, familieraad en zelfs Rechtbank van eerste aanleg).
Als instelling tot bescherming van de minderjarigen kenmerkt zich in het stelsel van het B.W. de voogdij door de drie volgende hoofdtrekken:
1. de voogdij is een familiale instelling;
2. door de eenheid der voogdij;
3. door het mogelijk samenbestaan van de voogdij en van de ouderlijke macht.
Men kan de voogdij over de minderjarigen volgens de wijze waarop zij wordt toegekend in vier soorten rangschikken:
1. de wettelijke voogdij van de vader of de moeder;
2. de testamentaire voogdij;
3. de wettelijke voogdij der ascendenten;
4. de datieve voogdij, die opgedrongen wordt door de familieraad.
In principe is de voogdij over de gerechtelijk geïnterdiceerden op dezelfde manier ingericht als de voogdij over de minderjarigen. Die gelijkstelling is nochtans niet volledig. Hier bestaat slechts
1. de wettelijke voogdij van de echtgenoot of echtgenote;
2. de datieve voogdij, die door de familieraad opgedrongen wordt. Ook zijn de rechten en de plichten van de voogd niet volkomen dezelfde.
Over wettelijk geïnterdiceerden is de voogdij steeds een datieve voogdij, die curatele genoemd wordt.
Lit.: A. Kluyskens, Personen- en Familierecht, 2de dr.; z kind, kinderrecht.