Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

DIEPDRUK

betekenis & definitie

Als uitvinder van de diepdruk beschouwt men Karl Klič (uitspr. Klietsch), oorspronkelijk tekenaar, redacteur en uitgever.

Deze zocht naar middelen om zelf zijn uitgaven te illustreren, en vond deze in de heliogravure: op een met fijn asfaltstof bedekte koperen plaat werd met behulp van pigmentpapier een fotografische afbeelding geëtst. De heliogravure van Klič (1879) was jarenlang het meest gebruikte reproductieprocédé voor platen e.d. Bij door hem verrichte proefnemingen met geëtste walsen voor het bedrukken van linoleum paste hij een raster toe; het bleek dat een dergelijke rasterdiepdrukwals ook op papier zeer goede reproducties gaf (1890). De thans nog bestaande Rembrandt Intaglio Cy werd opgericht, die reproducties op de markt kon brengen tegen een prijs welke geringer was dan die van heliogravures. Na Klič heeft Mertens het procédé verder vervolmaakt. In 1910 verscheen de „Freiburger Zeitung”, onder leiding van Mertens, voor het eerst met afbeeldingen in diepdruk. Behalve de naam koperdiepdruk past men ook de termen: rasterdiepdruk en rotogravure toe.A. Koperdiepdruk

Koperdiepdruk is, evenals de grafische kunst van kopergravure en ets, een drukprocédé waarbij de inkt-afgevende delen verdiept in de drukvorm liggen (bas-reliëf). Het papier zuigt de inkt uit die diepliggende delen op. De drukvorm is meestal een verkoperde cylinder, waarin de verdiept liggende elementen langs fotomechanische weg zijn aangebracht. Het gehele oppervlak van de drukvorm is voorzien van een stelsel van elkaar snijdende, niet weggeëtste lijnen, het zgn. raster. Het beeld is dus a.h.w. verkaveld in een groot aantal (ca 4900 per cm2) diep geëtste napjes, die omwald zijn door de niet geëtste rasterlijnen. Bij het drukken wentelt de diepdrukcylinder in een bak met dunvloeibare diepdrukinkt; een veerkrachtig stalen mes, de rakel, schraapt de overtollige inkt van het oppervlak af; alleen in de etsnapjes blijft inkt achter. Het papier wordt tussen afgerakelde cylinder en een gummi tegendrukwals, de zgn. presseur, doorgevoerd, waarbij de inkt van drukvorm op papier overgaat. Daarna passeert het papier een drooginrichting, waarin de vluchtige oplosmiddelen van de drukinkt verdampt worden, en de inkt droog wordt. Bij vellendiepdruk worden afzonderlijke vellen bedrukt; bij rotatiediepdruk drukt men van papierrollen, waarbij de bedrukte papierbaan meestal in een vouwapparaat gevoerd wordt (bijv. voor tijdschriften). Het diepdrukpapier is zeer glad, en meestal zuigkrachtig; ook niet-poreuze materialen als cellophaan en metaalfolie kunnen echter uitstekend in diepdruk bedrukt worden. Doel van het diepdrukraster is: geleiding te geven aan de rakel, daar de inkt anders uit de diepe partijen weggeschraapt zou worden. De rasterpunt is daarom geen wezenlijk element van het diepdrukbeeld, daar meer of minder zwarte toon ontstaat door groter of geringer etsdiepte en niet door grotere of kleinere rasterpunt, zoals bij hoogdruk en vlakdruk. Toch wordt ook hier en daar, vooral in de V.S., autotypische diepdruk toegepast, d.w.z. met rasterpunten van gelijke diepte doch verschillende grootte. Bij grote oplagen wordt de geëtste cylinder nog van een harde chroomhuid voorzien.

Uitgangspunt voor het vervaardigen van de diepdrukvorm is, wat de tekst betreft, een diapositief, bijv. een afdruk van hoogdrukzetsel op cellophaan (zgn. pelure); met behulp van lichtzetmachines kan men zelfs direct zonder metalen zetsel de benodigde tekstdiapositieven verkrijgen. Voor de afbeeldingen heeft men eveneens diapositieven nodig, d.w.z. positieve afbeeldingen op doorzichtig materiaal. Door retoucheren worden negatieven en diapositieven op gelijke gradatie gebracht. Tekst- en beelddiapositieven worden na montage op montageruit in een pneumatisch copieerraam stevig tegen zgn. pigmentpapier gedrukt en met krachtig blauwviolet licht daarop gecopieerd. Pigmentpapier is een op papier aangebrachte, bruinrood gepigmenteerde gelatinelaag, die door baden in kaliumbichromaat lichtgevoelig gemaakt wordt. Bij belichting wordt dit pigmentpapier gelooid, d.w.z. de belichte delen worden onoplosbaar in warm water. Hoe sterkerde belichting, des te dikker de gelooide laag is. Na overbrengen („overdragen”) van de pigmentcopie op een gepolijste koperen cylinder wordt het papier afgeweekt en de nog ongelooide gelatine in warm water opgelost; op het koper blijft een uiterst dun reliëf van gelooide gelatine achter, waarvan de dikte afhangt van de hoeveelheid licht die het diapositief doorliet; de blanke partijen daarvan geven de dikste looilaag. Het is dus een negatief. Wordt dit negatieve reliëf behandeld met etsbad (oplossing van ijzerchloride), dan dringt dit, naar gelang de dikte van het reliëf, meer of minder snel door tot op het koper, dat door de etsvloeistof wordt weggeëtst. De etsing wordt dus meer of minder diep; de rasterlijnen, die het dikste deel van het reliëf uitmaken, worden niet doorgeëtst. Ten slotte wordt het reliëf verwijderd en bevinden zich in de cylinder, die tot 2 m lang kan zijn, tekst en beeld ingeëtst tot een diepte van max. ca 0,05 mm. Na het afdrukken van de oplage op de pers wordt de etsing weer verwijderd; meestal is de buitenste laag koper met daarin aanwezige etsing aftrekbaar, zodat een nieuwe dunne laag koper galvanisch kan worden aangebracht en daarna gepolijst. Bij meerkleurendiepdruk zijn meer drukvormen nodig; bij driekleuren-diepdruk bijv. wordt het papier achtereenvolgens in geel, rood en blauw bedrukt; de overeenkomstige drukvorm bevat resp. het gele, rode en blauwe aandeel, dat, na over elkaar gedrukt te zijn, de oorspronkelijke kleur oplevert. De voor het vervaardigen van deze kleurcylinders benodigde kleurdiapositieven worden van kleurnegatieven verkregen, die men vervaardigt door het gekleurde origineel achtereenvolgens door een oranje, groen en blauw filter te fotograferen.

Diepdruk is bijzonder geschikt voor illustratiedruk; voor louter tekst is het procédé minder geschikt dan hoog- en vlakdruk, omdat de letters door de rasterlijnen doorsneden worden en daardoor minder scherpe contouren hebben.

B. Reliëfdruk, staalstempeldruk, stempelpersdruk

Een diepdruktechniek, welke veel toegepast wordt voor briefhoofden. Reliëfdruk omdat de letters in reliëf in het papier zijn geperst. De beide andere benamingen zijn afkomstig van het stalen stempel, waarin de tekst is gegraveerd of geëtst. In een stalen plaat van ca 1 cm dikte wordt de tekst gegraveerd of geëtst. Dit stempel wordt geplaatst in een drukpers, de tegendrukvorm wordt bekleed met een vel carton. Nu worden stempel en carton tegen elkaar geperst, zodat de tekst in reliëf op het carton zichtbaar is. Om de letters wordt het carton weggesneden, daarna een velletje rubber of wasdoek over het carton gespannen. De contra of matrijs is gereed.

Het stempel wordt in-geïnkt met overmaat speciale inkt. Op nieuwere persen wordt de overmaat ten dele weggeschrapt met een rakel en met papier van de rol wordt het stempel schoongeveegd. Bij de andere moet de gehele reiniging met papierveging geschieden. Een vel papier of enveloppe komt nu op het stempel en de contra perst het papier in de gravure, waardoor reliëf ontstaat. Dit is meteen overdekt met een laagje inkt, dat uit de gravurelijnen is meegenomen, het is na enige dagen drogen gereed. Deze druk kan ook in meerkleuren worden uitgevoerd, waarbij voor elke kleur een ander stempel wordt gemaakt. Grootte van het stempel max. ca 11 × 23 cm. De stempels worden gehard of verchroomd om slijtage tegen te gaan.

DR IR H. J. A. DE GOEIJ

Lit.: J. M. Eder, Ausf. Handb. der Photogr., Bd IV, Teil 3 (Heliogravure und Rotationstiefdruck Halle 1922); G. J. Jong, Wat is Rasterdiepdruk? (Utrecht 1934); Klimsch, Handbuch der Modernen Reproduktionstechnik, Bd IV, Tiefdruck (Frankfurt 1938); H. Mills Cartwright, Photogravure (London 1945); M. Mittenberger, Handbuch des Tiefdrucks (Berlin 1935); M. W. Rouse, Notes on the Rotary Gravure Process (London); A. Strakaty, Der Rakeltiefdruck (Wien 1935).

< >