of fotogravure is een half-toon-koperdiepdrukprocédé, waarbij van een fotochemische werkwijze gebruik wordt gemaakt. Van het origineel wordt een zorgvuldig geretoucheerd negatief gemaakt, en van dit negatief een transparant positief (zgn. diapositief) op glas.
Dit diapositief wordt gecopieerd op een vel koolpapier of pigmentpapier, d.i. papier waarop een laag met bichromaat gevoelig gemaakte gelatine is aangebracht. Bij belichting wordt bichromaatgelatine onoplosbaar in warm water. Na de belichting wordt het pigmentpapier met de gelatinezijde gebracht op een koperen plaat, die, evenals bij het aqatint-procédé, bestoven is met asfaltpoeder, dat door verwarming aan de plaat is gaan hechten. Bij het ontwikkelen (baden in warm water) laat de papierlaag van het pigmentpapier los, en lossen vervolgens de niet door het licht gelooide delen van de gelatine op. Over blijft een reliëf van gelooide gelatine, dat, daar het koolpoeder bevat, zwart en duidelijk zichtbaar is. Waar het diapositief de grootste dekking vertoonde, bevindt zich op het koper dus vrijwel geen gelatine, terwijl de gelatinelaag het dikst is ter plaatse van de hoge lichten van het diapositief.
Na drogen wordt met ijzerchloride-oplossingen geëtst. Het ijzerchloride dringt het snelst door de dunste delen van het gelatinereliëf, en etst het koper dus op die plaatsen dieper dan ter plaatse van de delen die met een dikkere laag gelatine bedekt zijn. De dikste laagdelen houden het ijzerchloride zo sterk tegen, dat op deze plaatsen, na verwijderen van de gelatinelaag, het koper niet aangetast blijkt te zijn. Deze zullen dus bij het drukken blank blijven, terwijl de diepst geëtste delen volledig zwart drukken; daartussen zijn dan allerlei fijne nuanceringen mogelijk. Een proefdruk van zulk een geëtste plaat is zelden bevredigend; de voltooiing geschiedt met polijststaal, roulette of etsnaald. JHR DR CH. H. DE STUERS