klein eiland in de Aegeïsche Zee met een oppervlakte van ongeveer 5 km2, in de Oudheid beroemd als toevluchtsoord van Leto en de geboorteplaats van haar kinderen Apollo en Artemis. Men beschouwde het om die reden als het middelpunt der Cycladen.
Op het eiland verheft zich de berg Kynthos, waarnaar Apollo wel Kynthios (Cynthius) genoemd werd. Aan de voet van die berg zijn de ruïnes opgegraven van de grote tempel van Apollo, in Dorische stijl opgetrokken. Ten N.O. van die tempel lag de stad Delos, in de late Hellenistische tijd zeer welvarend; hiervan zijn muren van huizen en prachtige mozaïeken bewaard. De Franse School onder leiding van Homolle, Holleaux en Roussel heeft hier systematische opgravingen verricht, waardoor de ligging van verschillende heiligdommen duidelijk is geworden, terwijl enkele konden worden herbouwd.
De meest bekende hieruit zijn: de tempel der vreemde goden (Egyptische en Syrische), een theater, een tempel van Hera, een gymnasium en enige met gebouwen omringde pleinen (agora). Onder de huizen zijn die van de Drietand, van Dionysos, van Cleopatra (aldus genoemd naar mozaïeken of beelden) het meest bekend. Beroemd zijn ook beelden van leeuwen, een wijgeschenk. Delos was, als neutraal eiland, middelpunt van de Delisch-Attische Bond (opgericht in 477 v.
Chr.). Niemand mocht op het eiland geboren worden of sterven. Langzamerhand ontstond er een bloeiende handel, door de Romeinen sterk begunstigd, omdat zij Delos tot vrijhaven verklaarden. Vele op Delos gevonden inscripties zijn van groot belang voor de kennis van de economische geschiedenis der 2de en 1ste eeuw v.
Chr. In 87 v. Chr. werd alles op het eiland verwoest door een veldheer van Mithridates van Pontus, later, na herbouwing, door de zeerovers. Het is thans een ruïnenveld, waar slechts enkelen wonen.
Het eiland werd bovendien nog beroemd door het Delisch probleem.Lit.: Pierre Roussel, Délos, colonie athénienne, 167-69 a. Chr. (thèse 1907).