Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

APOLLO

betekenis & definitie

is een der voornaamste goden uit de Grieks-Romeinse oudheid. In Griekenland is hij in de tijd vóór de Perzische oorlogen (J; 500 v.

Chr.) vooral de god, die door zijn orakels de wil der goden openbaart, daarna wordt hij meer de god van muziek en dichtkunst en tevens zonnegod.Apollo heeft vele functies. Als herdersgod weert hij de wolven van de kudden af. Hiermee brengt men wel zijn bijnaam Lykeios in verband (lykos = wolf), waarvan intussen ook verschillende andere verklaringen worden gegeven. Hij beschermt de scheepvaart als Apollo Delphinios (De dolfijn, Grieks delphis, is hem gewijd). Tevens is hij een genezende god, hoewel hij in deze qualiteit later door zijn zoon Asklepios op de achtergrond wordt gedrongen. Maar de god die ziekten afwendt kan ook, wanneer hij vertoornd is, met zijn onzichtbare pijlen — de boog is bij uitstek het wapen van Apollo — ziekte en plotselinge dood veroorzaken.

Dat Apollo als zonnegod werd vereerd, vermeldden wij reeds. Als god van muziek en dichtkunst voert hij de lier en is leider der Muzen (Mouságetes). Als god der schoonheid is hij eng verbonden met de Gratiën. Zeer vaak draagt hij de naam Phoibos (Latijn Phoebus), waarvan de betekenis onbekend is.

De grootste invloed heeft hij echter gehad als voorspellende god. Hij had verschillende orakels op de kust van Klein-Azië, o.a. te Klaros bij Kolophon, te Didyma bij Milete en te Patara in Lykië, maar verreweg het meest beroemd was het orakel van Delphi, dat bijv. door den Lydischen koning Croesus en door de senaat van Rome werd geraadpleegd. Hier beantwoordde de priesteres van Apollo, de Pythia, in extatische toestand, als de god in haar gevaren was, de aan het orakel gestelde vragen. Oorspronkelijk geschiedde dit uitsluitend op de 7de dag van de maand Bysios (Febr./Mrt), die als verjaardag van Apollo werd gevierd, d.w.z. op de dag waarop de god ter gelegenheid van zijn feest zelf te Delphi verscheen (epiphanie), later iedere maand. Door het orakel heeft de priesterschap van Delphi een diepgaande invloed op velerlei gebied uitgeoefend. Delphi geeft advies bij de invoering van nieuwe cultussen en bij het stichten van kolonies; van Delphi schijnt de regeling van de Griekse kalender in verband met de godsdienstige feesten te zijn uitgegaan; bij de invoering van nieuwe wetten vraagt men vaak Apollo om zijn sanctie; vooral met de regeling van de bloedwraak bemoeit hij zich en in het algemeen dringt hij steeds aan op zoenoffers en reinigingen, wanneer aan individu of gemeenschap een religieuze bevlekking kleeft.

In vele mythen treedt Apollo op. Hij heet zoon van Zeus en Leto, zijn tweelingzuster is Artemis. Vanouds was de laurier hem heilig; de nymf Daphne, door hem bemind, veranderde hij op haar vlucht in een laurier. Zijn lieveling Hyakinthos doodde hij bij ongeluk. Toen hij te Delphi aankwam, overwon hij daar een grote draak, in de latere overlevering Python genoemd, en nam vervolgens het orakel in bezit, dat oorspronkelijk aan de aardgodin had toebehoord. Te Delphi vertelde men, dat hij ’s winters in het land der Hyperboreërs vertoefde.

Omdat hij de Cyclopen had gedood, moest hij een jaar lang koning Admetos als knecht dienen. Andere mythen verhalen, hoe hij om verschillende redenen wrekend tegen Niobe, Tityos, Marsyas en Midas optrad.

Vereerd werd Apollo vooral op Delos en te Delphi (Pythische spelen), maar daarnaast waren overal in Griekenland tempels voor hem opgericht en werden overal feesten voor hem gevierd, bijv. de Pyanopsia en de Thargelia en in Lakonië de Karneia, een vruchtbaarheidsritus, waarbij Apollo Karneios den vóórgrieksen god Karnos had verdrongen.

Verschillende omstandigheden wijzen erop, dat Apollo uit Azië naar Griekenland is gekomen. O.a. schijnt het feit dat de 7de dag der maand gewijd is aan Apollo, samen te hangen met de betekenis van deze dag in de Babylonische godsdienst. Ook werd het voorspellen door priesteressen in extase vermoedelijk het eerst op de kust van Klein-Azië, waar het van oudsher in zwang was (z Sibyllen), met de dienst van Apollo verbonden. Onzeker blijft overigens, hoe men de combinatie van al de verschillende functies van Apollo moet verklaren. In de 19de eeuw beschouwde men hem als in oorsprong een zonnegod of chthonischen god. Thans menen verschillende geleerden (O.

Kern), dat hij aanvankelijk een herdersgod was. Anderen (Nilsson) zien als zijn meest oorspronkelijke en wezenlijke trek het afweren van onheil. Weer anderen denken aan een vereniging van verschillende heilbrengende (en tegelijk verderf zaaiende) goden tot één god. Hoe dit ook zij, in de loop van de tijd is Apollo geworden tot een der meest typisch Griekse goden, tot een symbool van serene rust en harmonische schoonheid. Zo heeft Nietzsche hem gezien, toen hij het „Apollinische” tegenover het „Dionysische” element in de Griekse ziel en in de Griekse cultuur stelde.

Te Rome is Apollo reeds in de koningstijd bekend geworden, en wel via Etrurië. Vermoedelijk hangt met deze laatste omstandigheid samen, dat te Rome aanvankelijk vooral de sombere zijde van zijn wezen de aandacht trekt: Apollo is als medicus vooral de god, die genezing brengt bij pest en andere epidemieën. Tijdens de 2de Punische oorlog stichtten de Romeinen (in 212) de ludi Apollinares (Apollo-spelen) te zijner ere. Vooral Augustus bevorderde na de overwinning bij Actium (31 v. Chr.) zijn dienst. Hij stichtte op de Palatijn een tempel voor Apollo, die nu in zijn zuiver Griekse vorm als de stralende, harmonische god naast de Capitolijnse godentrias Juppiter, Juno, Minerva de hoogste god van de Romeinse staat werd (z ludi saeculares en sibyllijnse boeken).

Lit: M. P. Nilsson, Gesch. der griech. Religion, I, pag. 498-532 (München 1941); Idem, Griech. Feste von religiöser Bedeutung mit Ausschluss der attischen (1906); W. F.

Otto, Die Götter Griechenlands (1929); L. R. Farnell, Cults of the Greek States, IV, p. 98 vv. (Oxford 1907); L. Deubner, Attische Feste (1932); L. Weber, Apollon, in: Rhein. Mus., LXXXII (1933); O. Kern, Die Religion der Griechen, I.

Kunst.

In de 7de eeuw v. Chr., op Melische vazen, is Apollo de lierspeler, vaak met zijn zuster Artemis staande op een wagen met gevleugelde paarden bespannen. Uit de 6de of 5de eeuw v. Chr. dateert de terracotta Apollo van Veji, een krachtige schrijdende figuur, waarschijnlijk van Etruskisch maaksel. Te midden der twistende Centauren en Lapithen staat hij naakt en groots op het tympaan van de Zeustempel te Olympia: de rechter en lotsbestemmer.

Marmeren beelden van Apollo in supreme rust, als rampenbezweerder, vindt men te Kassei en te Rome (Thermen - Museum): het is de Apollo Alexikakos.

Minder kracht, doch groter bevalligheid verraadt de musicerende figuur uit Pompeji.

De lierspeler uit München wordt aan Phidias’ volgeling Agoracritos toegeschreven. Losser en zwieriger worden de Apollo’s der 4de eeuw v. Chr.: de ephebe, die op het punt staat een hagedis te doden, kopie naar Praxiteles in het Vaticaan en de kopie van een bronzen beeld van Leochares aldaar, de zgn. Apollo van Belvedere: met pijlkoker, boog en laurierkrans. Een overwinnaarsfiguur is de Apollo in de Gigantenstrijd op het Pergamische Zeusaltaar. Zijn gewone attributen zijn: boog en pijl, lier en lauwerkrans.

In de laat-antieke kunst waren Apollo verschillende functies toebedeeld: hij was profeet, geneesheer, god der Kunsten, vooral der muziek en als zodanig aanvoerder der Muzen. In de middeleeuwse kunst ontmoet men Apollo als boogschutter en bij de voorstellingen der Maanden niet zelden staande in de zonnewagen met de drie Gratiën, die hij een enkele maal in een schaal voor zich uit houdt. Sinds het eind der 14de eeuw vindt men vaak Apollo met Daphne samen, naar de beschrijving uit Ovidius’ Metamorphosen. De Renaissance brengt hem weer graag samen met de dansende Muzen (Mantegna, Perugino). Dürer graveert hem als zonnegod met stralende zonneschijf en de schepter in de hand en Diana aan zijn voeten, als maangodin; bij Jacopo de’ Barbari wordt de zonnegod boogschutter. Rafaël en zijn school verbeelden in hem het menselijk schoonheidsideaal en geven hem graag een muziekinstrument in de hand; zeer dikwijls zijn deze voorstellingen nog vermengd met middeleeuwse elementen.

Al spoedig versmelt zijn gestalte met die van Helios. In de 17de eeuw wordt Apollo een geliefde tuinfiguur: zo in het kasteelpark te Drottningholm (Zweden) door Adriaen de Vries (1624-’25) en een bronzen beeld van Hieron. Duquesnoy, nu in de Liechtensteingalerie te Wenen. Apollo als herder der kudde van Admetos, met grote hoed en herdersfluit, siert de 18de eeuwse paleizen en patriciërswoningen.

DR JOHN B. KNIPPING

Lit.: Pauly-Wissowa, Realenzyklopadie der klassischen Altertumswissenschaft II, 1 vlg.; W. J. Stillman, Venus and Apollo in Painting and Sculpture (London 1897).

< >