is de naam van een Griekse godin, overal in het oude Griekenland en aan de kust van Klein-Azië vereerd. Zij is godin van de jacht, van bos en veld, van bomen en bloemen, van bronnen en rivieren, van beken en moerassen, van de dieren (met name leeuw, beer, wolf, everzwijn, stier, paard, hond, hert en vogels), van akkerbouw (aren zijn een van haar emblemen) en veeteelt (geiten worden haar als offer gebracht), maar ook van de zeevaart (zij beschermt de vissers en schippers; vissen zijn haar heilig).
Als voor de dieren zorgt zij ook voor de mensen; zo is zij godin der geboorte (zij verzacht de smarten der vrouwen), van het jonge kind (de meisjes wijden haar, als zij vrouw worden poppen en speelgoed, gordel en kleed; de jongens, als zij man worden, hun haarlokken) en van het huwelijk. Maar evenzeer als zij het leven schenkt brengt zij ook de dood, naar het algemeen beginsel der Oudheid, dat leven en dood naast elkaar stelt; zo doodt zij hen, die tegen andere goden of tegen haar zondigen, de dochters van Niobe wegens Leto, Aktaion, omdat hij zich beroemd had, beter boogschutter te zijn dan zij of (volgens latere sage), omdat hij haar bij het baden had bespied, of zendt een everzwijn dat de velden verwoest (het Kalydonische everzwijn), of eist mensenoffers (Iphigeneia, die haar in Aulis geofferd wordt, omdat zij, vertoornd, de Griekse vloot het uitzeilen naar Troje belet en men haar moet verzoenen; ook het geselen der Spartaanse jongens bij het altaar van Artemis Orthia is volgens sommigen een overblijfsel van mensenoffers, waarschijnlijk echter een vruchtbaarheidsritus). Ook als oorlogsgodin werd Artemis vereerd. In historische tijd is Artemis ook maangodin (als attribuut heeft zij dan een maansikkel of fakkels, die tegelijk symbool zijn voor de bruiloftsgodin), en als zodanig parallel aan Apollo den zonnegod, wiens zuster zij dan is; volgens deze voorstelling zijn beiden op Delos geboren als kinderen van Zeus en Leto (Latona); als maangodin staat zij ook in verbinding met de godin Hekate. Met Apollo staat zij bovendien in verbinding als doodbrengende godin; zo treft in de sage der kinderen van Niobe Apollo de zonen, Artemis de dochters. Als beider geboorteplaats wordt behalve Delos ook Ortygia (Kwartelland) genoemd, dat dan wordt geïdentificeerd met een plaats bij Ephesos in Klein-Azië, of met het eiland Rheneia bij Delos, of met Delos zelf of met een plaats bij Syracuse.Naast deze, in Griekenland vereerde, Artemis moet men stellen de Klein-Aziatische of Ephesische Artemis (naar haar prachtige tempel bij Ephesos aldus genoemd),die later met de Griekse vereenzelvigd is, maar in oorsprong een andere godin is. In de kunst voorgesteld met vele borsten, als teken van vruchtbaarheid, is zij zonder twijfel een der vele vruchtbaarheidsgodinnen, die in Voor-Azië vereerd werden onder verschillende namen: Ma van Komana, of Anâhita, godin uit het gebied van de Oxos.Een dergelijke godin moet door de Grieken, toen zij haar leerden kennen, aan hun eigen godin zijn gelijk geacht. Misschien hebben zij ook de naam aan het Lydische Artimis ontleend, al hebben de Grieken zelf deze verklaard als Artamis = doodster.
De combinatie van alle genoemde eigenschappen bewijst trouwens reeds, dat onder de naam Artemis verschillende godinnen zijn samengevat. Het staat thans vrijwel vast, dat Artemis in oorsprong een vóór-Griekse natuurgodin is, gelijk wij die ook in Klein-Azië vinden, op Kreta (onder de namen Britomartis en Diktynna), wellicht ook in Thracië, als Bendis. Deze natuurgodin heet dan meesteres der dieren. Wij vinden haar dikwijls afgebeeld aan beide zijden geflankeerd door 2 dieren (leeuwen, rammen, stieren en andere), die zij vasthoudt en dus bedwingt. Ook Artemis vinden wij aldus voorgesteld, terwijl zij in sagen en cultus vaak met dieren wordt verbonden (zo wordt Kallisto, vermoedelijk een personificatie van Artemis, in een berin veranderd, z Arkas). Als zodanig is zij dan godin van de jacht en van alle leven in de natuur; in latere voorstelling ijlt zij, door nymfen omstuwd, door de bossen, jagend op herten en andere dieren. Naderhand, toen de jagerstammen zich vestigden, zou zij dan tot godin van landbouw en veeteelt zijn geworden.
Aangezien de laatste functie veel minder op de voorgrond treedt dan de eerste, is het beter haar op te vatten als een algemene natuurgodin, wie de wilde natuur het meest geliefd is. Dit klemt te meer, omdat zij, ook buiten tempelgebieden, overal vereerd kon worden, in kleine kapelletjes of onder een boom, en haar eenvoudige offers, een geit of koeken in de vorm daarvan, werden gebracht.
Van de voor-Griekse bevolking hebben de Grieken haar overgenomen en haar functies uitgebreid. Zo werd zij tot maangodin en zuster van Apollo. Ook de geboortesage is van latere datum. Zij werd overal vereerd; geen godheid, behalve Apollo, draagt zo vele bijnamen, bewijs ook, dat zij een samenstelling moet zijn van verschillende godinnen. Onder deze bijnamen zijn het meest bekend: Agrotera (als jacht- en oorlogsgodin); Aristoboule (bij Athene en op Rhodos, waar ter dood veroordeelden haar werden geofferd); Aphaia (oorspronkelijk godin op Aegina); Brauronia (te Brauron in Attika vereerd als godin der geboorte, ook onder de naam Iphigeneia, die daar vermoedelijk in oorsprong godin is geweest); Britomartis en Diktynna (naar oorspronkelijke Kretensische godinnen); Eileithyia (naar een voor-Griekse godin der geboorte); Hekate (een soortgelijke godin als Artemis); Iphigeneia (Brauronia); Kalliste (als „schoonste”; ook verbinding met Kallisto); Limnatis (in Laconië en Messenië); Orthia (in Sparta, oude vruchtbaarheidsgodin, bij wier altaar (evenals de tempel thans ontdekt) de knapen gegeseld werden); Tauropolos naar een op de Krim (Chersonesus Taurica) vereerde godin Parthenos Taurike, welke mensenoffers eiste; Agamemnon’s dochter Iphigeneia zou door Artemis daarheen zijn gevoerd en priesteres geworden zijn; haar broeder Orestes zou haar houten beeld hebben gestolen, dat later op vele plaatsen werd vereerd.
Zij wordt voorgesteld als een jonkvrouw, van grote schoonheid (vgl. Odyssea VI 102 vlgg.); haar kuisheid weet zij ongerept te bewaren en deze is (bijv. in de sage van Hippolytos en Phaidra) tot een cultus geworden. Wanneer zij een enkele maal daarnaast als moeder wordt voorgesteld (bijv. onder de naam Kallisto bij Zeus van Arkas), dan is dit af te leiden uit de verschillende zijden van haar wezen. In de Griekse opvatting is zij boven elke andere voorstelling maagdelijk.
Afgebeeld wordt zij in oorsprong als een fetisch (ook in latere tijden werd zij nog wel zo vereerd): een houten pilaar. Deze wordt van een bovenlichaam en hoofd voorzien. De oorspronkelijke vorm is echter nog zichtbaar in de Ephesische Artemis met de vele borsten en de kroon. De Griekse Artemis in oorsprong ook voorgesteld als meesteres der dieren, wordt in beelden weergegeven: eerst bekleed met lang gewaad, pijl en boog of fakkel als attribuut, staand of schrijdend. Later krijgt zij de gedaante van een jageres, meest met opgeschort gewaad (gewoonlijk de Dorische peplos), voortijlend, met een hond bij zich en pijl en boog in de hand. Dit type, dat in latere tijden voortleeft, is tot volmaking gebracht door den beeldhouwer Praxiteles (4de eeuw v.
Chr.). Het bekendst zijn de Artemis van Gabii en van Versailles (Louvre te Parijs).
PROF. DR D. COHEN
Lit.: Karl Hoenn, Artemis, Gestaltwandel einer Göttin (Zürich 1946); G. Brüns, Die Jägerin Artemis (1932).
In de kunst der middeleeuwen treft men Artemis’ gestalte zelden aan; in de Renaissance wordt ze graag door Franse beeldhouwers geschapen, zo door Jean Goujon, Houdon, Falquières. Op schilderijen stelt men haar graag voor, terwijl ze een bad neemt of haar toilet maakt en dan door saters wordt verrast: Correggio, Rubens en zijn school, François Boucher, Corot enz.
Lit.: P. Paris, in Daremberg en Saglio, Dictionnaire des antiquités, II (Paris 1892); La Lasseur, Les déesses armées (Paris I9I9).