Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

De jordaan

betekenis & definitie

is een buurt te Amsterdam, begrensd door Prinsen-, Lijnbaans-, Brouwers- en Passeerdersgracht en ontstaan bij de stadsvergroting van 1609-1614. Terwijl men de grachtengordels ontwierp volgens een plan, dat in geen enkel verband stond met de vroegere locale toestanden, rooide men de straten en grachten van het „nieuwe werk”, zoals de Jordaan aanvankelijk heette, op de bestaande polderpaden, een werkwijze, die in topografisch opzicht aan de buurt een eigen karakter gaf.

Ook de taal en de gebruiken der bevolking vertoonden, ondanks haar grote verscheidenheid, tot in de 20ste eeuw zelfstandige trekken.In de 18de eeuw geraakte de uitdrukking,,nieuwe werk” op de achtergrond. Een nieuwe benaming, Jordaan, kwam in gebruik, die zich sedert heeft gehandhaafd. Het oudste stuk, waarin de Jordaan genoemd wordt, is een volksrijm, De Lof der Jeneever, van Robert Hennebo (1718). Over de oorsprong van de naam bestaan talrijke hypothesen. Thans, nu er zekerheid is gekomen, heeft het geen zin al deze conjecturen op te sommen. Vaststaat immers, dat in de 18de eeuw het oudste gedeelte van de Prinsengracht de Jordaan werd genoemd en dat men langzamerhand ook het kwartier ten W. van die gracht met dit woord ging aanduiden. Tegen het eind der eeuw had de tweede betekenis volledig gezegevierd.

Ofschoon Marin (1730) en Bachiene (1773) reeds stellige taal hadden gesproken, H. W. K. in ,,de Navorscher” van 1851 zich nog herinnerde, dat de Prinsengracht de Jordaan heette, Witkamp in 1859 op de uitspraak van Bachiene wees en Meijer in 1888 en 1897 langs andere wegen tot een zelfde conclusie kwam, werd de kwestie eerst in 1915 door dr A. Beets, zoals boven uiteengezet, opgelost. Resten nog de vragen: wanneer en naar aanleiding waarvan is de identiteit Prinsengracht = Jordaan in de wereld gekomen? Aan twijfel onderhevig is de theorie van Meijer en Beets, dat men het,,nieuwe werk” schertsend vergeleek met het Overjordaanse land in de Bijbel.

J. Z. KANNEGIETER

Lit.: R. Hennebo, De Lof der Jeneever (Amsterdam 1718); P. Marin, Groot Nederd. en Fransch Wrdb. (Dordrecht - Amsterdam 1730, i.v.); W. A. Bachiene, Beschr. der Ver. Nederlanden (Amsterdam - Utrecht 1773, d.

I> blz. 457); Navorscher I, 1851, blz. 348; Idem II, 1852, blz. 234; Idem,XII, 1862, blz. 127, 252; P. H. Witkamp, Wagenaar en de Jordaan (Nederl. Magazijn 1859, blz. 368); D. C. Meijer Jr, De uitbreiding van Amsterdam in de zeventiende eeuw (Amsterdamsch Jaarboekje 1888, blz. 145); Idem, Groei en bloei der stad (Amsterdam in de 17de eeuw, dl I, 1897, blz. 164); A.

Beets,De Jordaan (Jaarb. AmstelodamumXIII, 1915, blz. 173); Idem, De Jordaan (Maandbl. Amstelodamum 1927, blz. 21); B. H. van ’t Hooft, De naam van de stadswijk de Jordaan een Friesch relict? (Jaarb. Amstelodamum XXXIII, 1936, blz. 73); H. F.

Wijnman, Ten derden male: het ontstaan van den naam Jordaan (Maandbl. Amstelodamum 1942, blz. 113).