Koninklijke Souvereine Hoofdkamer van Rhetorica, Gentse Rederijkerskamer, met als patroon de H. Drievuldigheid en als blazoen „een fonteine... staende beheymt in eene loke of muragie met eenen torrekine uprisende ende daer uutsprutende drie goeten (= waterstralen) over al sprayende in teekine der heligher Triniteyt”; devies: „Alst past bi apetite”.
Erkend door de Gentse Stadsmagistraat op 9 Dec. 1448. In haar hoedanigheid van „hooftcamer” en „souverein gulde van allen cameren ende rethoryken in Vlaenderen”, heeft ze, zowel in de 16de als in de 18de eeuw, verscheidene kamers „geconfirmeerd”. In 1539 richtte ze het bekende Gentse Landjuweel in, waaraan 19 Rederijkerskamers uit Vlaanderen en Brabant deelnamen. De aldaar vertoonde „Spelen van Zinne” op de „vrage”: „Welc den mensche stervende meesten troost es” vertonen de weerslag van de nieuwe denkbeelden op religieus gebied. Hun uitgave werd dan ook onmiddellijk op de Index geplaatst. Na 1540 schijnt de Gentse kamer in verval te zijn geraakt. De eerste helft van de 18de eeuw bracht een betrekkelijke herleving. Na een onderbreking in het derde kwart van deze eeuw werd ze in 1787 opnieuw ingericht en bleef sindsdien bestaan tot op de huidige dag. In 1790 werden haar nieuwe Statuten door de Staten van Vlaanderen goedgekeurd. In 1819 werd ze een „Koninklijke Maetschappy”. Van de talrijke dicht- en toneelwedstrijden, die in de eerste helft van de 19de eeuw door haar werden ingericht, vermelden we vooral de grote Toneelprijskamp van 1841. Het volgend jaar werd de bekende Vlaamse voorman J. F. Willems tot voorzitter verkozen en bleef dit tot zijn dood in 1846.Tijdens het Franse bewind en in de eerste jaren van de Vlaamse Beweging heeft „De Fonteine” krachtig bijgedragen tot het in stand houden van het letterkundig leven in de moedertaal. De beslissing van de Gentse gemeenteraad, enkel nog het officiële toneel te subsidiëren (1871), bracht haar toneelactiviteit echter een slag toe, die ze nooit volledig te boven is gekomen.
In de allerlaatste jaren heeft „De Fonteine” haar rol van „Souvereine Hoofdkamer” weer opgenomen en er naar gestreefd de Rederijkerstraditie in Vlaams België levendig te houden door het herinrichten van Kamers en de publicatie van een Jaarboek dat uitsluitend aan de geschiedenis van de Rederijkers is gewijd. In 1948 herdacht „De Fonteine” de 500ste verjaring van haar stichting en richtte bij deze gelegenheid het XVde Tornooi van het Koninklijk Landjuweel.
A. VAN ELSLANDER
Lit.: Ph. Blommaert, Gesch. der Rhetorykkamer: De Fonteine... (Gent 1847); Fr. De Potter, Gent van den oudsten Tijd tot heden, dl 3, blz. 246 vg.; P. W. Bevel, Kronijk der Kon. Tooneel-Maatschappij van Rhetorika De Fonteinisten van Gent (Archief „De Fonteine”, hs.; voortgezet door A. Woedstad); P. de Keyser, Een onbekende bladzijde uit de Gesch. van ,,De Fonteyne” (Oostvlaamsche Zanten), 3de jg. (1928), blz. 81 vg; L. Monteyne, De groote Gentsche Tooneelprijskamp van 1841-’42 (VMA, 1942, blz. 669 vg.); A. van Elslander, Jan Frans Willems 1793-1846, voorzitter van De Fonteine (1842-1846) (Jaarb. v. ,,De Fonteine”, 1946-1947, blz. 120 vg.).