Schots generaal (1601-1682), streed in Duitsland onder Gustaaf II Adolf van Zweden in een Schots regiment en ook in Zweden, waar hij in 1640 gewond werd. Naar Schotland teruggekeerd, nam hij dienst in het leger der Covenanters en werd in 1643 majoor-generaal; als zodanig had hij een belangrijk aandeel in de overwinning bij Marston Moor op Karel I.
In 1645 veroverde hij Carlisle en bestreed daarna de royalisten in Schotland met succes. Eerst toen Karel (II), die na de dood van zijn vader zich aan het hoofd der Schotten stelde, het Covenant had bezworen, schaarde hij zich aan diens zijde en werd opperbevelhebber van het Schotse leger tegenover Cromwell. Hij organiseerde de verdediging van Schotland op uitstekende wijze, maar werd door de regering gedwongen slag te aanvaarden. Bij Dunbar (1650) leed hij de nederlaag. Tot aanvallend optreden genoopt, werd hij in 1651 bij Worcester opnieuw verslagen. Op de vlucht geraakte hij in handen der Engelsen, die hem tot 1660 gevangen hielden. Na de Restauratie werd hij door Karel II tot lord Newark verheven.