Brits ontdekkingsreiziger (Blantyre, bij Glasgow, 19 Mrt 1813 - Chitambo, Ilala, bij het Bangweolo-meer in Centraal Afrika, 1 of 4 Mei 1873), stamde uit een arm gezin. Hij werkte op een katoenfabriek, doch studeerde tevens; zijn ideaal was als zendeling-medicus naar China uitgezonden te worden.
Hij kreeg een speciale zendelingsopleiding en werd in 1840 te Londen als zendeling geïnstalleerd; naar China kon men hem vanwege de Opiumoorlog niet zenden; zodoende aanvaardde hij Zuid-Afrika als arbeidsterrein en hij vestigde zich te Koeroeman in Betsjoeanaland.Reeds spoedig begon hij' kleine reizen te ondernemen, vnl. met zendingsdoeleinden. Zijn eerste grote reis in 1849 leidde tot de ontdekking van het Ngami-meer in de Kalahari. Reeds op die reis bleek hij kwaliteiten van een groot ontdekkingsreiziger te bezitten; zijn morphologische waarnemingen en zijn hoogtemetingen waren voortreffelijk. In 1851 volgde een reis in het gebied der Makololo, een stam, die hem zeer vereerde. Bij die gelegenheid kwam hij als eerste Europeaan aan de Zambezi, die hij in de jaren 1852-1854 grondig onderzocht. Daarbij sloot aan een reis van Loanda aan de westkust naar Kilimane aan de oostkust van Afrika, op welke reisde Victoria-vallen ontdekt werden. Van al Livingstone’s tochten is deze de voornaamste geweest. Hij keerde in 1856 als beroemd ontdekkingsreiziger naar Engeland terug. Hij nam ontslag als zendeling en liet zich door de Britse regering benoemen tot consul in Oost-Afrika met Kilimane als standplaats.
In de tweede periode van zijn leven als ontdekkingsreiziger had hij tot taak Centraal-Afrika voor de Engelse handel te ontsluiten, de kennis omtrent de inboorlingen te vermeerderen en de slavenhandel tegen te gaan. Zo werden de reizen van 1858-1864 meer grootscheeps opgezet; een stoomboot stond hem ten dienste, verscheidene Europeanen vergezelden hem, o.a. zijn broer Charles en de medicus John Kirk, die als botanicus grote verdiensten heeft gehad. In plaats van Kilimane koos men weldra Tete aan de Zambezi als uitgangspunt; van daar uit werden 8 reizen gemaakt in de gebieden van Zambezi, Makololo, Sjire en Njassa-meer. In 1864 werd hij echter door de regering teruggeroepen. Men beschouwde in Engeland zijn gehele onderneming als mislukt.
In 1866 ging hij voor de derde maal naar Afrika, ditmaal ter oplossing van de topografische vraagstukken van het gebied tussen de Zambezi en de Nijl-bronnen. De ontdekkingen van Burton en Speke in 1858 waren daartoe de aanleiding. Van Zanzibar trok hij eerst weer naar het Nyassameer en van daar noordwaarts, waar hij zich vele jaren ophield in de streken rondom het Tanganjika-meer; de Loeapoela, Loealaba, het Meroeen het Bangweolo-meer werden door hem ontdekt. Aangezien hij de Loealaba voor de bovenloop van de Nijl hield, wilde hij deze afvaren; hij werd door de onwilligheid van zijn Arabische dienaren gedwongen bij Njangwe om te keren. Daardoor werd verhinderd, dat Livingstone behalve ontdekker van de Zambezi ook ontdekker van de Kongo is geworden.
In Europa had men lange tijd niets meer van hem gehoord, zodat enige hulpexpedities werden uitgerust. De bekendste daarvan is die van Stanley (1871), die als resultaat had, dat Livingstone te Oedsjidsji aan het Tanganjika-meer werd „opgespoord”. Hij was daar toevallig 5 dagen voor Stanley aangekomen. Samen met Stanley bevoer hij op verzoek van de Geographical Society het Tanganjika-meer ten einde te zien of er in het N. een rivier uit het meer stroomde. Er bleek inderdaad een rivier te zijn, doch naar het meer toe. Livingstone weigerde met Stanley mee te gaan, voor hij alle topografische kwesties had opgelost. Zo ging hij westwaarts, terwijl Stanley via Zanzibar naar Engeland terugging. Het langdurig verblijf in de tropen had echter Livingstone’s gestel zeer verzwakt; 1 of 4 Mei 1873 is hij nabij het Bangweolomeer gestorven. Zijn stoffelijk overschot werd door inboorlingen naar Bagamojo aan de oostkust gebracht onder vele moeilijkheden; zijn hart werd nabij de plaats, waar hij stierf, begraven. Hij werd bijgezet in Westminster Abbey op 18 Apr. 1874. Livingstone is, sinds hij in 1840 als zendingsarts van de London Missionary Society uitging naar Afrika, ook in later jaren als ontdekkingsreiziger altijd zendeling gebleven. Hij gaf de stoot tot verscheidene zendingsondernemingen in Afrika.
Bibl.: Missionary Travels and Researches in South-Africa (2 dln, London 1857) ; Narrative of an Expédition to the Zambesi (London 1865) ; The Last Journals of David Livingstone in Central Africa (London 2 dln, 1874; uitgegeven door H. Walker).
Lit.: H. M. Stanley, How I Found L., 3dln (1873); W. G. Blaikie, Personal Life of David Livingstone (London 1880); E. Walker, L. The Pioneer (1925); B. Matthews, L., the Pathfinder (1928) ; Reginald Coupland, L.’s Last Journey (1945).