Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

COVENANT

betekenis & definitie

is de benaming waarmee in de geschiedenis van Schotland enige verbonden van reformatorisch-nationaal karakter worden aangeduid. In 1557 sloten te Edinburgh, op instigatie van John Knox, de Calvinisten, met een aantal leden van de adel aan het hoofd, het Covenant tegen de pogingen van de koningin-regentes, Maria de Guise, om het Rooms-Katholicisme weer in Schotland in te voeren.

Het doel was, de „gemeente des satans” en de „afgoderij” te bestrijden, ook gewapenderhand, en de „gemeente van Jezus Christus” te beschermen. Een tweede verbond werd in 1559 te Perth gesloten, met hetzelfde doel. In 1580 sloot Jacobus VI met zijn volk een Covenant: de ondertekenaars aanvaardden de Schotse Geloofsbelijdenis van 1560, verwierpen de leer en het gezag van de Roomse „antichrist” en zwoeren de presbyteriaans-gereformeerde kerk en de koning trouw te blijven en de vrijheden des lands te verdedigen. Jacobus keerde echter terug tot een pro-katholieke politiek en herstelde het episcopaat in de Schotse kerk.

Toen zijn zoon Karel I deze politiek voortzette en bovendien de „romaniserende” liturgie (Book of Common Prayer van Aartsbisschop Laud) trachtte in te voeren, sloten in 1638 duizenden, onder grote geestdrift, het „grote Covenant”, waarbij de verklaring van 1580 werd herhaald en ook op het episcopalisme toegepast. Het leger van de Covenanters dwong Karel tot toegeven en de bisschoppen werden afgezet. In 1643 kwam zelfs, door toedoen van het Engelse parlement, in oppositie tegen Karel, een Covenant (Solemn League and Covenant) tot stand tussen het parlement en de Westminster Assembly enerzijds en de Schotse Convention and General Assembly anderzijds, met het doel een kerkelijke eenheid te vestigen op presbyteriale grondslag. Dit doel werd evenwel verijdeld door Karel II (sedert 1660), die het episcopalisme niet alleen in Engeland, maar zelfs in Schotland herstelde.

De stoere Covenanters, onder aanvoering van Cameron, bevochten hun zaak met de wapenen en namen zelfs met een Indulgentie van Karel (1669), waarbij de ruim 400 afgezette predikanten weer konden worden aangesteld, mits zij het primaat van de koning over de kerken erkenden, geen genoegen. Cameron sneuvelde in 1680. Na de val van de Stuarts (troonsbestijging van Willem III) werd in 1689 het presbyterianisme in Schotland wel in ere hersteld, maar aan de extreme eisen van de Covenanters of Cameroniërs (uitroeiing van het Rooms-Katholicisme en bestraffing van alle geestelijken, die aan het episcopalisme hadden toegegeven) werd geen genoegdoening gegeven. De strengeren onder hen vormden sedert 1753 een eigen gemeenschap, die in 1876 opging in de Vrije kerk van Schotland, welke zich op haar beurt in 1929 met de Schotse kerk verenigde.DR W. F. DANKBAAR

Lit.: J. Knox, History of the Reformation of Scotland (ed. D. Laing, 1846-1864); A.

K. Mac Ewen, History of the Church in Scotland (1913-1918); W. L. Mathiesen, Religion and Politics in Scotland (1902); G.

G. Mac Crie, The Church of Scotland. Her Divisions and her Re-Unions (1901). Verdere lit. Z Schotland.

< >