(1) administratief onderdeel (governorate) van het koninkrijk Egypte.
(2), of (vroeger) Damiate, in het Arabisch Dimjat, is een stad in Beneden-Egypte op 31° 23' N.Br. en 310 48' O.L. v. Gr., die zich schilderachtig uitstrekt langs een kromming op de rechteroever van de oostelijke Nijlarm, ruim 11 km van de mond van deze rivier en 4 km van het strandmeer Menzaleh. Met een territoir van 2,6 km telt de stad in 1947 53 620 inw., van wie 27 060 mannen. Damiette is door een spoorweg met Caïro en Alexandrië verbonden, bezit fraaie moskeeën, bazars, marmeren baden enz.
Eertijds was de stad beroemd wegens de ter plaatse vervaardigde gestreepte geweven stoffen en leder, doch thans zijn nijverheid en handel van geringe betekenis. Sedert het bewind van Mehemed Ali heeft zich de handel naar Alexandrië verplaatst; de export omvat thans rijst, dadels, boter, kaas, meubels en gezouten vis terwijl hout, steenkolen, meel, vruchten, zijde en leder worden ingevoerd.
In het begin van de 18de eeuw telde Damiette omstreeks 80 000, in de tijd van Napoleon 60 000, in 1840 slechts 28 000, in 1907 29 354 en in 1917 34 907 inw. De stad was sedert 641 in het bezit van de Arabieren en werd van 738-968 door de Grieken bij herhaling veroverd en weder verloren.
In Nov. en Dec. 1196 werd de stad door een Griekse vloot en door Amaury, koning van Jeruzalem, belegerd doch bood een hardnekkige tegenstand. Zo was het ook, toen Damiette van 1 Juni 1218 -5 Nov. 1219 door de kruisvaarders ingesloten werd; de Saracenen hadden de mond van de Nijlarm met een sterke ketting tussen twee torens afgesloten, maar het gelukte eindelijk aan de Christenen de stad stormenderhand te veroveren. De geschiedenis meldt, dat de Nederlanders, vooral poorters van Haarlem en van Dokkum, onder aanvoering van Willem I, graaf van Holland, veel tot die verovering hebben bijgedragen. De scheepjes, opgehangen in de Grote Kerk te Haarlem, en enige klokken, Damiaatjes genaamd, in de toren aldaar, zijn echter niet uit Damiate afkomstig, maar werden in de 16de eeuw door een koperslager te Haarlem vervaardigd en, ter herinnering aan de tocht naar Damiate, aan de kerk geschonken.
Bij het sluiten van de vrede (30 Aug. 1221) werd echter Damiate aan de sultan van Egypte teruggegeven. Door Lodewijk de Heilige kwam de stad in 1249 opnieuw in handen van de Christenen, doch keerde, nadat deze vorst gevangengenomen was, in 1250 tot de vorige bezitter terug en werd een jaar daarna door de sultan verwoest. Ten Z. van dit oude Damiate werd daarop de tegenwoordige stad gesticht. Aan de Fransen, die Damiette in 1798 veroverden en er i Nov. 1799 onder Kléber een belangrijke overwinning op de Turken behaalden, werd de stad door de Engelsen onder Sidney Smith ontrukt, die deze aan de Porte teruggaven.
H. A. BOMER
Lit.: R. Grousset, Hist. des Croisades, III (Paris 1936).