pasja van Janina (Tepeleni 1741 - bij Janina 5 Febr. 1822), was de kleinzoon van een bey en de zoon van den pasja, die te Tepeleni in Albanië met het bestuur was belast. Na de dood van zijn vader in 1757 wist hij door grote doortastendheid, gepaard aan list en wreedheid zich van Tepeleni en het omliggende gebied meester te maken.
Aanvankelijk genoot hij de gunst van de Porte, doordat hij de opstandige pasja’s van Skoetari en Delvino versloeg en diensten bewees in de oorlog tegen Rusland en Oostenrijk. Zijn bekendste wapenfeit is de verovering van Janina. Zijn steeds toenemende macht en onafhankelijkheid dwongen ten slotte de Porte in 1820 gewapend tegen hem op te treden. In 1822 werd hij eindelijk verslagen en kort daarop geëxecuteerd.Lit.: Mendelssohn-Bartholdy, Ali Pascha (Histor. Taschenbuch 1867) ; Davenport, The Life of Ali, late vizier of Jannina (1878); Aravantinos, Prakta Ali (Athene 1896); Boppe, L’Albanie et Napoléon (1914).
