is de naam van een zeer oud en aanzienlijk Duits geslacht, waarin de betrekking van kameraar van het hoogstift Worms erfelijk was, terwijl het zijn naam ontleende aan een burcht bij Kreuznach in de Keur-Palts. Bij de kroning der Duitse keizers werd steeds, sedert Maximiliaan I, een aanwezige Dalberg door de keizer tot eerste rijksridder geslagen.
Napoleon I bepaalde na de opheffing van het Duitse keizerschap, dat het recht om een Dalberg tot ridder te slaan het privilege zou blijven der Franse keizers.Emmerich Joseph
hertog von Dalberg, kameraar van Worms, pair van Frankrijk (Mainz 30 Mei 1773 - Herrnsheim, bij Worms, 27 April 1833), zoon van Wolfgang H. von Dalberg. Hij was eerst in Badense staatsdienst, doch verschafte zich vervolgens, daar zijn goederen op de linkeroever van de Rijn gelegen waren, het burgerrecht in Frankrijk. Napoleon I, voor wiens huwelijk met Maria Louisa hij de weg baande, benoemde hem tot hertog en staatsraad. In 1814 was hij met Talleyrand lid van het Voorlopig Bewind, dat de terugroeping der Bourbons bevorderde.
Als gevolmachtigde van Frankrijk nam hij deel aan het Congres te Wenen en ondertekende er de verbanningsacte van de Franse keizer, zodat deze hem na zijn terugkeer op de lijst der 12 uitgewekenen plaatste, wier goederen werden verbeurdverklaard. Na de Tweede Restauratie werd Von Dalbergminister van Staat, pair en in 1816 gezant aan het Hof te Turijn.
Karl Theodor Anton Maria
vrijheer von Dalberg, kameraar van Worms, laatste keurvorst van Mainz en aartskanselier, later vorstprimaat van de Rijnbond en groothertog van Frankfort (Herrnsheim, bij Worms, 8 Februari 1744 - Regensburg 10 Februari 1817), was achtereenvolgens lid van het domkapittel te Mainz (1768), stadhouder te Erfurt (1772), coadjutor van Mainz en Worms (1788), bisschop van Konstanz (1800) en van Mainz (1802). In 1803 werd het bisdom door de „Reichsdeputationshauptschlusz” geseculariseerd, maar Dalberg bleef aartskanselier van het Roomse rijk en werd schadeloos gesteld met Regensburg, Aschaffenburg en Wetzlar. Hij was het type van de zeer beschaafde, cosmopolitisch ingestelde en „verlichte” geestelijke van die tijd en een krachtig voorstander van de Napoleontische hervormingen. Zo werd hij in 1806 vorstprimaat van de Rijnbond.
Toen hij in 1810 Regensburg aan Beieren moest afstaan, werd hij groothertog van Frankfort. In 1813 werd hem die waardigheid afgenomen en werd hij — nu uitsluitend geestelijke — bisschop van Regensburg. In deze kwaliteit verdedigde hij de onafhankelijkheid der Duitse bisschoppen tegen de Curie.
Wolfgang Heribert
vrijheer von Dalberg (Herrnsheim, bij Worms, 13 Nov. 1750 - Mannheim 27 Sept. 1806), broeder van de vorige, is bekend gebleven doordat hij als intendant van de hofschouwburg in Mannheim Schiller’s eerste toneelwerk Die Räuber in 1782 liet opvoeren. De voorstelling werd een groot succes; Schiller liet weldra zijn ambt als militair arts in Stuttgart in de steek en volgde zijn roeping als dichter. Als dramaturg was hij onbelangrijk.
Lit.: Beaulieu-Marconnay, Karl von Dalberg u. seine Zeit (2 dln, Weimar 1879); Darmstàdter, Das Groszherzogtum Frankfurt(1901); H. Bastgen, D.’s und Napoleons Kirchenpolitik (1917); R. Leroux, La théorie du despotisme, éclairé chez D., diss. Paris (1923); B.
Masch, K. v. D.’s Philosophie, diss. Bonn (1927); A. Overmann, D. (1928, Mitteldeutsche Lebensbilder III) ; Th.
J. Scherz, Das Schulwesen unter D. (1939) ; W. Koffka, Iffland und D. (Leipzig 1865); F. Alafsberg, D. als Bühnenleiter und als Dramatiker (1907); K.
Sommerfeld, (Die Bühneneinrichtungen des Mannheimer Nat. Theater unter D. 1927).