(= Bergland), autonome Russische Sovjetrepubliek tussen de Kaspische Zee en de hoofdkam van het gebergte de Kaukasus gelegen en aan de Z.O. zijde grenzende aan Azerbeidsjan, heeft een oppervlakte van 54 212 km2 en telt (1939) 930 527 inw. Het hogere deel bestaat uit grillig gevormde, uit zand- en leisteen opgebouwde plateau’s; tussen de bergen liggen talrijke, soms zeer afgesloten dalen.
Deze terreinfiguratie heeft een grote mate van isolement ten gevolge gehad, ook binnen het gebied zelf. De bevolking valt dan ook uiteen in een groot aantal afzonderlijke groepen, dikwijls met eigen taal of dialect. De regenval is aan de kust zeer groot, de zomer is er heet. De bredere dalen, zoals die van Soelak en Terek, leveren heden ten dage katoen, sojabonen en andere producten, te zamen met ooft (o.a. zijn er wijngaarden.Een zeer groot gedeelte van de bebouwde oppervlakte wordt bevloeid. Kudden vee, gedurende de winter vertoevende in de steppen, trekken des zomers naar de bergweiden; schapenteelt voor de productie van wol is een belangrijk middel van bestaan.
Tal van industrieën zijn thans in Daghestan gevestigd; o.a. machinefabrieken in de hoofdstad Machatsj-Kala (het vroegere Petrowsk, 1939: 86847 inw.), gelegen op de plaats waar de grote spoorlijn de Kaspische Zeekust bereikt, om deze dan verder Z.O. waarts over Derbent naar Bakoe te blijven volgen. In het Derbentdistrict worden aardgas en kwartszanden benut voor het vervaardigen van glas. Bij Izerbash is olie aangeboord en in exploitatie gebracht. Het grote verval van de rivieren wordt reeds gedeeltelijk aangewend voor het opwekken van electrische energie.
De snelle economische ontwikkeling van het gebied gedurende de laatste decenniën is slechts mogelijk geworden doordat Daghestan door de aanleg van wegen is ontsloten en doordat de pacificatie van het gebied een feit geworden is.
Ten tijde van de Sassaniden (3de-7de eeuw) waren de bewoners in oorlog met de Perzen. Het vlakke gedeelte van het land werd een Perzische provincie, maar in de bergen wisten de bewoners hun onafhankelijkheid te bewaren. In de 11de eeuw werd geheel Daghestan echter door de Turken onderworpen. Rusland had reeds sedert 1801 er naar gestreefd, Daghestan te bezetten en na de Turks-Russische oorlog van 1828-1829 rukten Russische troepen het land binnen en bezetten het kustgebied en de verkeersweg met Groesië (18311832).
Sjamyl, die de Awarische khan-familie verdrongen had en zich tegen de Russische heerschappij als hoofd van de Moeriden verzette, werd tenslotte onderworpen en in 1859 was ook het bergland geheel in het bezit van de Russen. In 1917 vormde zich een Mohammedaanse regering, die echter 20 Jan. 1921 (hernieuwd 25 Jan. 1922) onder de Sovjetregering kwam. In 1924 brak hiertegen een opstand uit, waarna Daghestan een autonome Sovjetrepubliek werd.
H. A. BOMER.