Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

Kaukasus

betekenis & definitie

(Russisch: Kawkas), hooggebergte in het Z.O. van Europa, tussen de Zwarte en de Kaspische Zee, lang 1280 km van W.N.W. naar O.Z.O., breed 100 tot 225 km, oppervlakte 83 695 kma, met talrijke toppen boven de sneeuwgrens („Gebergte van de duizend toppen”). Het eindigt met twee schiereilanden, dat van Apsjeron in de Kaspische en dat van Taman in de Zwarte Zee, beide belangrijk door hun bodemschatten, vooral aardolie en hun koolwaterstofbronnen.

Ten N. treft men aan de voet van de Kaukasus lage steppen langs de Koeban en de Terek, en ten Z. grenst dit gebergte aan de vlakte van de Rion en de Koera.De sneeuwgrens ligt in het W. van de Grote Kaukasus op 2926 m, in het midden op 3230 m en in het O. op 3720 m. Aan de noordzijde van het gebergte ligt zij, door de geringere sneeuwval, 300 tot 450 m hoger dan aan de zuidkant. In het algemeen is de Kaukasus tamelijk arm aan water; meren ontbreken zo goed als geheel. Het Kaukasisch bergland wordt verdeeld in de Grote en de Kleine Kaukasus.

De Grote Kaukasus bestaat uit enkele ketens, die wel ongeveer in dezelfde richting, doch niet overal evenwijdig lopen en op vele plaatsen door dwarsruggen met elkander in verbinding staan. Een zestal hoofddelen zijn te onderscheiden:

1. het gedeelte van de Zwarte Zee tot aan de berg Osjiten (2853 m), (ca 260 km);
2. het Koebanse of Abchasische gedeelte, van de Osjiten tot aan de bronnen van de Koeban (ca 160 km), zeer hoog (boven de sneeuwgrens) met verschillende nevenketens, evenwijdig aan de hoofdkam en 5 hoge passen, waarvan de Nachar (2930 m) en de Kloechar (2766 m) slechts gedurende de zomermaanden bruikbaar zijn;
3. de Elbroes met omliggend gebied, van de Koeban tot aan de Adaï-Khokh (ca 180 km), met de Elbroes (5629 m) (hoogste top van de Kaukasus); in de hoofdkam van de Elbroesgroep bevinden zich o.m. de Dykh-Taoe (5211 m), de Sjkara (5182 m) en de Kosjtan-Taoe (5211 m); vier passen voeren ter hoogte van 3000 tot 3400 m over de hoofdkam;
4. de Terekgroep van de Adaï-Khokh tot de Borbalo (ca 130 km); de nevenketens overtreffen hier de hoofdketen in hoogte, o.m. met de Kasbek (5043 m); de voornaamste pas is hier de Mamison (2862 m) van Wladikawkas naarKoetais;
5. de Daghestan (ca 275 km), het sterkst gelede deel van het gehele gebergte, ligt ten N. van de hoofdketen en loopt daarmee evenwijdig; de passen zijn zeer steil en moeilijk begaanbaar;
6. het Kaspische of Sjemachinse gedeelte, van Babadagh naar het schiereiland Apsjeron; het neemt naar het O. snel in hoogte af en ligt overal beneden de sneeuwgrens.

De Kleine Kaukasus, gelegen tussen 38° 52' en 420 8' N.Br. en tussen 59° 34' en 65° 17' O. L., omvat het gebergte dat zich uitstrekt van de Koera tot de Aras. De lengte van N.W. naar Z.O. bedraagt ca 530 km, de breedte ruim 200 km. De Kleine Kaukasus hangt met de Grote samen door het Mesjische gebergte. Hier vindt men de pas van Soeram (922 m hoog), waarover de Transkaukakische spoorweg loopt. Onder de pas is een tunnel geboord.

De hoogste top is een uitgedoofde krater, de Alagös (het bonte oog, 4154 m). Ten Z. daarvan verheffen zich op een hoogvlakte van 1000 m de Grote en Kleine Ararat. Op de helling van de Kleine Kaukasus liggen verschillende meren. Ofschoon de vulkanen zijn uitgedoofd, valt de onderaardse werking nog te bespeuren in hete zwavelbronnen en in naphthabronnen, alsook in tamelijk veelvuldige aardbevingen.

Het centrale gedeelte van de Kaukasus wordt gevormd door kristallijne gesteenten (graniet). Aan de N. en Z. zijde hiervan ligt een sterk geplooid gebied, dat uit Palaeozoïsche en Jura-gesteenten bestaat. In het N. volgt hierop een zone van Jura- en Cretaceïsche gesteenten, betrekkelijk zwak geplooid; in het Z. ontbreekt deze zone. De Palaeozoïsche zone daalt hier in een reeks van breuktrappen vrij steil af naar de vlakte van de Koera. In een latere periode zijn de vulkanen Elbroes en Kasbek ontstaan, die op de oude gesteenten van de centrale zone liggen en waarvan de lava over beide zijden van de keten is uitgevloeid. De vulkaankegels bestaan hoofdzakelijk uit andesiet, de lava uit andesiet en bazalt. Er zijn twee eruptieperioden geweest; de laatste in een vrij recent geologisch verleden.

Lit.: J. F. Baddeley, The Rugged Flanks of Caucasus, 2 vols, (Oxford 1941); D. Tutaeff, The Soviet Caucasus (London 1942); B. Wartanoff, Der Kaukasus, Land des Reichtums und der Sagen (Bern 1943).

< >