(meteorologie). De schommelingen, die de weerkundige elementen, temperatuur, luchtdruk, wind, vochtigheid, enz., in de loop van een etmaal vertonen, vat men samen onder de naam: dagelijkse gang; meer in het bijzonder verstaat men daaronder de gemiddelde veranderingen, die men kan afleiden uit de gemiddelde waarden van de elementen voor de verschillende ogenblikken van de dag in verschillende tijden van het jaar.
Hoofdoorzaak van deze schommelingen is de dagelijkse wenteling van de aarde om haar as, waarbij de atmosfeer en het aardoppervlak overdag door de zon verwarmd worden, terwijl zij des nachts warmte verliezen door straling. De temperatuur nabij het aardoppervlak vertoont dientengevolge gemiddeld een maximum tegen 2 uur nm. (zonnetijd) en een minimum omstreeks zonsopkomst. De dagelijkse gang is het geringst op zee en aan de kust. In Nederland is de temperatuurgang het sterkst in het voorjaar (in Mei gemidd. 9½ gr.
C.). Op meer dan 1000 m hoogte wordt de dagelijkse gang zeer gering. De luchtdruk vertoont een meer samengestelde schommeling, met maxima om 10 uur ’s ochtends en ’s avonds, en minima te 4 uur ’s ochtends en ’s avonds; deze dubbeldaagse schommeling komt buiten de tropen echter vrijwel alleen in de statistische gemiddelden van de luchtdruk tot uiting. In de tropen, waar de gehele schommeling een amplitude van 3 mm kwik kan hebben, valt deze dubbeldaagse gang door het ontbreken van onregelmatige luchtdrukwisselingen duidelijk in het oog; in de gematigde zone vertoont hij zich bij rustig weer onder invloed van hoge luchtdruk, maar de amplitude is hier zelden meer dan 0,5 mm (z atmosfeer, atmosferische eb en vloed).
Behalve de dubbeldaagse schommeling is er, in hoofdzaak boven land, een enkeldaags effect, dat veroorzaakt wordt door de temperatuurverandering gedurende een etmaal en dat een maximum ’s ochtends en een minimum ’s middags of ’s avonds geeft (verschil in het gunstigste geval een paar mm). De relatieve vochtigheid vertoont de omgekeerde gang van de temperatuur, omdat het vochtgehalte weinig verandert (alleen door verdamping tegen de middag iets toeneemt). De windschommelingen houden vooral verband met de verticale luchtwervelingen, waardoor bij het aardoppervlak windtoename in de middag ontstaat. Vrij sterke wisseling wordt bij de kusten veroorzaakt door de afwisseling van land- en zeewind; terwijl in berglanden berg- en dalwind afwisselen.
De gang van de bewolking hangt te veel van plaatselijke factoren af om deze kort te kunnen samenvatten — er zijn op het land twee hoofdmaxima; door de nachtelijke uitstraling in de nanacht en door de opstijgende luchtstromen in de namiddag. Op zee is de dagelijkse gang, behalve de dubbeldaagse van de luchtdruk, veel geringer. Locale omstandigheden kunnen het hierboven geschetste algemene beeld voor een of meer elementen wijzigen. DR P. GROEN.