Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

DAFYDD AB GWILYM

betekenis & definitie

Wales’ grootste bard (Llanbadarn Fawr bij Aberystwyth, Cardiganshire, ca 1320-ca 1385). Voor de kennis van zijn leven is men uitsluitend op de mededelingen in zijn eigen gedichten en die van enkele tijdgenoten aangewezen.

Vermoedelijk werd hij opgevoed en in de dichtkunst onderricht door een oom, Llywelyn ap Gruffydd; later werd hij „clerc” (zijn plaats in de geestelijke stand wordt zeer vaag aangeduid) en leidde een zwervend leven, waarin hij, volgens eigen zeggen, talloze liefdesavonturen met landelijke en andere schonen had en de gastvrijheid van de voornamen genoot. Voor deze beschermers en hun echtgenoten maakte hij lofliederen en elegieën en geestelijke poëzie, merendeels in de zware trant van de oudere Gogynfeirdd (z Kymrische taal en letterkunde). Zijn roem berust echter op de nieuwe genres van zijn natuur- en minnepoëzie, die lang een voorbeeld voor latere dichters zijn gebleven. Onovertroffen zijn zijn spontane schilderingen van de natuur, die hij voortdurend dienstbaar maakt aan zijn liefde.De oorsprong van deze poëzie is een twistpunt. Afwisselend heeft men in Dafydd gezien een navolger van de Italiaanse Renaissance-dichters, de klassieken (Ovidius), de troubadours en de vaganten. Zonder twijfel zijn deze buitenlandse invloeden overschat. Hij heeft veel van de zgn. vreemde elementen in zijn kunst kunnen vinden bij de Gogynfeirdd, denkelijk ook in de uit latere tijd overgeleverde volkspoëzie van zijn land.

DR TH. M. CHOTZEN +

Bibl.: In talloze handschriften zijn te zamen ca 375 verschill. gedichten aan D. toegeschreven, doch vele daarvan behoren aan latere barden. De editio princeps, Barddoniaeth Dafydd ab Gwilym o grynhoad Owen Jones, a William Owen (London 1789, 2de uitg. d. Robert Ellis, Liverpool 1873), bevat, behalve een fantastische levensbeschrijving, 262 gedichten, waarvan 15 echter vervalsingen door Iolo Morganwg zijn. De beste ed. tot dusver is een bloemlezing van 64 gedichten, met een voortreffelijke inl. door Ifor Williams, Detholion o gywyddau Dafydd ap Gwilym (2de uitg.

Bangor 1927).

Lit.: L. Chr. Stern, Davydd ab Gw., ein walisischer Minnesänger, in Ztschr. für celt. Philol., VII (1910), blz. 1 vlgg. (met vele teksten en goede vert.); E.

Lewis, Life and poems of D. (London 1914); A. G. van Hamel, Inl. tot de Kelt. taal- en letterk. (Groningen-’s-Gravenhage 1917), hfdst. V; Th. M.

Chotzen, Recherches sur la poésie de D. ab G., barde gallois du XIVe siècle (Amsterdam 1927).

< >