Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

COTONINE

betekenis & definitie

naam afgeleid van coton (katoen), drukt de oorspronkelijke bedoeling uit, nl. die van vervangingsvezel van katoen. Cotonine werd tijdens Wereldoorlog I voor het eerst op technische schaal bereid, daar de Centralen door de blokkade niet over belangrijke hoeveelheden katoen konden beschikken.

Nadien nam de betekenis weer sterk af, hoewel een Duitse firma gedurende geruime tijd nog het zgn. „Gminder Leinen”, half uit cotonine en half uit katoen bestaande, produceerde. In de tijd, dat de autarkie in Duitsland hoogtij vierde en de daaropvolgende oorlogsjaren (1933-1945) werd de vezel opnieuw belangrijk vanwege de heersende katoennood en de noodzaak vervangingsvezels te gebruiken. De gebruikelijke grondstof is vlas- of hennepvezel. Het rationeelste is de verwerking van het kortste afvalmateriaal van gerote hennep of geroot vlas, dat niet op de gebruikelijke wijze tot lokkengaren (,,tow”garen) kan worden versponnen en dat bij vlas „déchêts” wordt genoemd.

Dit voor de vlas- en linnenindustrie minderwaardige product kan dan dus nog tot iets bruikbaars worden gemaakt voor katoenspinnerij.Dit zgn. cotoniseren kan mechanisch, chemisch en biologisch geschieden. Mechanisch kan men het doen, indien de grondstof reeds voldoende is ontsloten en men door een mechanische bewerking (met kammen uit elkaar trekken) het gewenste resultaat kan bereiken. Dit systeem is wel toegepast voor déchêts van goed geroot waterrootvlas. Bij chemisch cotoniseren worden de vezels behandeld met loog, ammoniak, chloor-bleekloog of zuren, meestal in ketels onder druk.

Bij biologische cotonisatie wordt óf geroot óf men behandelt de grondstof met diastasepreparaten, meestal het laatste.

Aan het spinnen gaat een kaardproces vooraf, waarbij veel van de verontreinigingen worden verwijderd. Verder verloopt het spinproces voor zuivere cotonine geheel volgens de 2-cylinderspinnerij,maar men kan cotonine ook mengen met katoen en/of celvezel, waarbij men dan ook wel 3-cylinder-spinnerij kan toepassen en dus fijnere garens kan verkrijgen.

Ondanks vele, niet geheel propagandavrije, gunstige berichten, vooral van Duitse zijde, is cotonine niet gelijkwaardig aan katoen. Geheel vrij van verontreinigingen is het nooit te maken, zodat men nog houtdelen in het gesponnen garen vindt. De stapel is altijd veel ongelijkmatiger dan van katoen en de kortste vezels geven veel afval bij het spinnen. De cotonine bestaat grotendeels uit losse elementairvezels die glad zijn en de karakteristieke torderingen van de katoen (waaraan deze vezel haar goede spineigenschappen dankt), volkomen missen, zodat cotonine nooit de katoen als spinvezel kan evenaren.

Was cotonine gedurende de oorlogsjaren een welkom surrogaat, thans is in Nederland door de hoge bereidingskosten en de tegenzin van de spinners tegen deze vezelstof, de productie sinds 1944/ ’45 geheel gestaakt.

Geheel of gedeeltelijk uit cotonine vervaardigde weefsels staan, wat hun uiterlijk betreft, tussen linnen en katoen in. Het waterabsorberend vermogen is groot, zodat ze bijv. voor droogdoeken, handdoeken en luiers geschikt zijn.

A.D.J.MEEUSE.

< >