Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

Cornelis LELY

betekenis & definitie

civiel-ingenieur en staatsman (Amsterdam 23 Sept. 1854 - ’s-Gravenhage 14 Jan. 1929), was na opleiding aan de Polytechnische School werkzaam voor de Nauwkeurigheidswaterpassing, bij de aanleg van staatsspoorwegen en de Rijkswaterstaat en werkte mede aan de ontwerp-kanalenwet van Tak van Poortvliet (1878). In 1883 trad hij op als ingenieur van het waterschap de Schipbeek en leidde 1885-1891 als ingenieur van de Zuiderzee-vereniging het onderzoek omtrent de afsluiting en droogmaking van de Zuiderzee.

Hij was minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid van 1891-1894 in het tweede ministerie-Tak van Poortvliet en van 1897-1901 in het ministerie-Pierson en minister van Waterstaat van 1913-1918 in het ministerie-Cort van der Linden. Uit het eerste ministerschap dagtekenen de eerste postmailcontracten met de stoomvaartmij Nederland en met de Rotterdamsche Lloyd, de veiligheidswet en gewijzigde stoomwet, uit het tweede de wet betreffende de aanleg der haven te Scheveningen, de stelselmatige subsidieverlening aan stoomtramwegen, de verbetering van het Noordzeekanaal, ongevallenwet, de instelling der staatscommissie voor de waterstaatswetgeving, de exploitatie der steenkolenvelden in Limburg, alsmede een wetsontwerp tot droogmaking van de Zuiderzee, terwijl in het derde de wet tot afsluiting en drooglegging der Zuiderzee tot stand kwam.Hij was lid van de Tweede en van de Eerste Kamer der Staten Generaal, 1902-1905 Gouverneur van Suriname, 1908 wethouder van ’s-Gravenhage, na zijn derde ministerschap o.a. lid van de Mijnraad. voorzitter van de Zuiderzeeraad, curator van het Meteorologisch Instituut van de Technische Hogeschool en gedelegeerde voor Nederland op de verkeersconferentie te Barcelona. In 1906 werd hem de graad van Doctor in de Techn. Wetenschap, honoris causa, verleend.

Bibl.: Nota over de uitkomsten der waarnemingen van het slibgehalte der Nederl. rivieren (’s-Gravenhage 1888); 8 Nota’s over de afsluiting en droogmaking van de Zuiderzee (Leiden 1887-1891); Rivieren en rivierwerken (dl 2, Afd. XIV der Waterbouwkunde, ’s-Gravenhage 1890).

Lit.: K. Jansma, L., de bedwinger der Zuiderzee (Amsterdam 1948).

< >