Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

WATERSTAAT

betekenis & definitie

is de algemene waterstaatkundige toestand van enig landsdeel, vooral met betrekking tot de openbare zorg voor waterkering, boezembeheer, afwatering enz.

In NEDERLAND het overheidsorgaan belast met de zorg voor de waterstaatkundige toestand, en dan meer in het bijzonder het technische dienstvak. Zo spreekt men (sedert de omwenteling van 1795) van ’s Lands Waterstaat, resp. de Rijkswaterstaat; en eveneens van de Provinciale waterstaat der onderscheiden provincies. Voor gemeentelijke waterhuishoudkundige zorg, en ook voor de taakuitoefening der waterschappen, wordt het woord thans (merkwaardigerwijs) niet gebruikt; het is geheel eigen aan de technische diensten van staat en provincies.

Hoewel een nationale waterstaat in Nederland eerst na het vestigen van de eenheidsstaat (1796) een vaste basis kon verkrijgen, gaat de traditie van de Nederlandse Rijkswaterstaat toch reeds verder terug, nl. tot het jaar 1754, toen door de Staten van Holland een Inspecteur-Generaal van ’s Lands Waterstaat werd ingesteld, wiens taak zich vnl. ook tot interprovinciale waterstaatsbelangen (de bovenrivieren) uitstrekte. De eerste inspecteur-generaal was prof. J. Lulofs; van zijn opvolgers bleef het meest bekend: Christiaan Brunings (eind 18de en eerste begin 19de eeuw). Na de herstelde orde van zaken (1813) waren Blanken en Goudriaan inspecteurs-generaal, maar mettertijd keerde men tot eenhoofdige topleiding terug.

Lit.: D. Kooiman, Waterstaatswetgeving, 2de dr., 3 dln (Alphen a. d. Rijn i928-32); P. J. P. v. d. Steur, Aant. op de verz. v. wetten betr. de waterstaat in Ned. (’s-Gravenhage 1929).

In BELGIË wordt de controle op de waterstaatkundige toestand der provincies uitgeoefend door de administratie van Bruggen en Wegen, waar een Bestuur der Waterwegen toe behoort.

< >