is lang uitsluitend een militair beroep geweest. Reeds in de Middeleeuwen werd het maken en bedienen van belegerings- en verdedigingswerktuigen of „engiens” (vgl.
Lat. ingenium, vernuft, maar ook: werktuig) toevertrouwd aan een ,,engienmeester’’ of „engeigneur” (Fr.) waarvan ook de Engelse benaming „engieer” afkomstig is. Deze militaire architecten kregen in Nederland later hun opleiding aan de hogere of illustre scholen. Zo werd door toedoen van Prins Maurits aan de Leidse Hogeschool bij Instructie van 9 Jan. 1600, ontworpen door Simon Stevin, de studie en opleiding gereglementeerd van hen „die haar tot oeffeninge van ’t Ingenieurschap sullen begeven”, waarmee de vestingbouw is bedoeld. Eerst in 1753 worden in Frankrijk de Ingenieurs opgenomen in het „Corps Royal de l’Artillerie et du Génie”, doch in Nederland heeft Menno van Coehoorn, evenals in Frankrijk Vauban, reeds in het eind der 17de eeuw een korps militaire ingenieurs opgericht. Thans nog hebben de officieren, die bij de Dienst der Genie zijn ingedeeld, de titel van Eerst-aanwezend-Ingenieur, Luitenant-Ingenieur, Kapitein-Ingenieur, enz. behouden. In de 19de eeuw is de naam ingenieur overgegaan op de civiele (zo genoemd in tegenstelling tot de voordien uitsluitend militaire) ingenieur.Onder ingenieur verstaat men thans een technicus die Hoger Onderwijs in zijn vak heeft genoten. Men heeft onder hen geleerden die theoretisch werk in de technische wetenschap verrichten en practici die direct bij het maken van materiële dingen zijn betrokken. Deze practijk kan men daarom een toegepaste wetenschap noemen, maar het is geen wetenschap. Neemt men onder de definitie der techniek ook op het maken van levende materiële dingen, dan vallen landbouw, bosbouw, tuinbouw en veeteelt eveneens onder de techniek, zij het dan een biologische techniek. De opleiding der ingenieurs in Nederland geschiedt aan de Technische Hogeschool te Delft, waar men kan kiezen tussen de studies van: civiel-, bouwkundig, werktuigkundig, scheepsbouwkundig, electro-technisch, scheikundig, mijnbouwkundig, natuurkundig, vliegtuigbouwkundig of geodetisch ingenieur. De landbouwkundige ingenieurs ontvangen hun opleiding aan de Landbouwhogeschool te Wageningen.
De bezitters van het ingenieursdiploma voeren het praedicaat ir; achter hun naam plaatsen zij soms de letters b.i., c.i. enz. als aanduiding van hun speciale bekwaamheid. De uitoefening van het beroep is niet beschermd.
In BELGIË geschiedt de opleiding der burgerlijke ingenieurs aan de 4 universiteiten alsmede aan de Polytechnische Faculteit te Bergen (Mons). Bij de wet van 27 Juni 1947 worden volgende specialiteiten voorzien: burgerlijk mijningenieur, bouwkundig, metallurgisch, scheikundig, electrotechnisch, werktuigkundig, scheepsbouwkundig ingenieur, burgerlijk ingenieur der textielnijverheid en ingenieur-architect. Alleen de academisch geschoolde burgerlijke ingenieurs mogen, krachtens de wetten van 11 Sept. 1933 en 21 Nov. 1938, het praedicaat ir voeren. Beginletters moeten daarbij de inrichting aanduiden waar de graad behaald werd.
De oud-officieren der genie of der artillerie, die de zgn. oefenschool doorlopen hebben, mogen eveneens de titel burgerlijk ingenieur voeren, zo zij tot de reservekaders worden toegelaten of wanneer zij het leger verlaten.
De landbouwkundige ingenieurs, liefst agronomen geheten, en de ingenieurs voor de scheikunde en de landbouwindustrieën ontvangen hun opleiding te Gent (Rijkslandbouwhogeschool), te Leuven (Landbouwinstituut, verbonden aan de Universiteit) en te Gembloux (Rijkslandbouwhogeschool). Onder de landbouwkundige ingenieurs treft men 5 specialiteiten aan:
1. groep agronomie der gematigde streken;
2. groep agronomie der tropische streken;
3. groep waters en bossen;
4. groep tuinbouw;
5. groep hoevebouw.
De titel landbouwkundig ingenieur wordt insgelijks door de wetten van 1933 en 1938 beschermd.
Naast de universitaire ingenieurstitel bestaat nog de eveneens wettelijk beschermde graad van technisch ingenieur. De titel technisch ingenieur wordt afgeleverd door de hogere technische scholen (nijverheidsonderwijs) of door een centrale examencommissie, ingericht door de Staat.
Ten slotte dient de wettelijk beschermde graad van handelsingenieur vermeld, die door de twee vrije universiteiten, Brussel (Institut Solvay) en Leuven (Instituut voor toegepaste economische wetenschappen) alsmede aan twee Handelsinstituten te Bergen (Mons) behaald kan worden.