Aangezien het gebruiken van ondeugdelijke stoomtoestellen grote gevaren oplevert, zowel voor omwonenden en voorbijgangers als voor de arbeiders, met de bediening daarvan belast of in de onmiddellijke nabijheid werkzaam, is de Nederlandse wetgever reeds vroeg te rade gegaan om door voorschriften omtrent keuring van stoomtoestellen, die in werking gebracht worden of in werking zijn, die gevaren zoveel mogelijk af te wenden. Deze voorschriften waren tot voor kort neergelegd in de Stoomwet (wet van 15 Apr. 1896, Stbl.
No 69). Deze wet is intussen door een nieuwe wet, nl. die van 25 Mrt 1953, Stbl. No I7g, regelende het toezicht op het gebruik van stoomtoestellen, vervangen. In hoofdzaak komt het systeem van deze wet hierop neer, dat slechts de algemene regelen in de wet zijn neergelegd, terwijl de uitwerking van deze regelen in concreto aan een algemene maatregel van bestuur wordt overgelaten. Dit brengt het voordeel mede, dat het bestaande Stoombesluit 1949 (Stbl. J 431), dat van recente datum is, ten aanzien van stoomtoestellen vrijwel ongewijzigd als uitvoeringsmaatregel van de nieuwe wet kan worden overgenomen. De wet verbiedt een stoomtoestel of damptoestel in werking te brengen of te hebben zonder in het bezit te zijn van een geldige vergunning. Een vergunning wordt aangevraagd bij en verleend door een door de minister aan te wijzen ambtenaar van de dienst van het Stoomwezen. Alle in gebruik zijnde stoomtoestellen en damptoestellen met toebehoren blijven aan een voortdurend toezicht onderworpen.Dit toezicht wordt uitgeoefend door de ambtenaren van de dienst van het stoomwezen, die op de wijze, in de gevallen en onder de waarborgen, omschreven bij het Stoombesluit 1949, bevoegd zijn stoomtoestellen opnieuw te onderzoeken en te beproeven. Het Stoombesluit 1949 bepaalt o.m. in welke gevallen de akte van vergunning kan worden ingetrokken.
Van elk ongeval bij het gebruik van een stoomtoestel of damptoestel moet de gebruiker onverwijld kennisgeven aan de betrokken ambtenaar van de dienst van het stoomwezen. Deze stelt ten spoedigste een onderzoek ter plaatse in, hoofdzakelijk om te bepalen of er nalatigheid of niet inachtneming der voorschriften omtrent het gebruik van stoomtoestellen of damptoestellen heeft plaatsgehad. Aan het hoofd van de dienst van het Stoomwezen staat de hoofdingenieur-directeur.