Zuidnederlands Contrareformatorisch dichter en prozaïst, (Dendermonde ca 1529 - Gent 15 Aug. 1615, kenspreuk : „Columbarum instar, sine felle”), promoveerde te Leuven in de theologie in 1565 en werd in 1597 prelaat van de St Petersabdij te Gent.
Uit zijn eerste literaire periode dateren twee stichtelijke werkjes, Den Troost der zielen in ’t Vaghevier (1572, herdrukt in 1577, 1651, 1664) en Den Troost der Siecken (1572, herdrukt in 1577 en 1677), voorts twee gedichten in de bundel Politieke Balladen, Refereinen en Liederen, w.o. s Duvels Kermisse, een geslaagde satire naar aanleiding van de tweede beeldenstorm na de Pacificatie van Gent.
Na ca 20 jaar gezwegen te hebben vatte hij bij de eeuwwisseling zijn literaire bedrijvigheid weer op en schreef hij in 13 jaar tijds niet minder dan 20 uiterst barokke tractaten.
Lit.: Ph. Blommaert, De Nederduitsche Schrijvers v. Gent (Gent 1862) bl. 186 e.v. ; W. J. C. Buitendijk, Het Calvinisme in de Spiegel v. d. Zuidned. lit. der Contra-Reformatie (Groningen Batavia 1942), bl. 121 e.v.