Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

CONTRA-REFORMATIE

betekenis & definitie

is een niet geheel juiste benaming voor de katholieke hervormingsbeweging, welke in de 16de eeuw werd doorgevoerd. Ofschoon het reactief element aan deze beweging een bepaald cachet geeft en haar zelfs bevordert, is ze toch meer dan een reactie tegen de Reformatie (Protestantisme).

Het bewustzijn van het algemeen verval, dat het kerkelijke leven op het eind van de middeleeuwen en in de daarop volgende Renaissance kenmerkte, had reeds lang binnen de grenzen van de Kerk het verlangen gewekt naar een „Hervorming in hoofd en leden”; we vinden dit verlangen reeds uitgedrukt in het program van het Concilie van Vienne (1311). Evenwel alle pogingen ten spijt werden geen resultaten bereikt; integendeel, het verval nam steeds toe. Pas in de 16de eeuw loopt dit hervormingsstreven in twee richtingen uiteen: de eerste vindt haar exponent in Luther (1483-1546) en loopt uit op de Reformatie of Protestantisme, dat zich losmaakt van Rome; de andere culmineert in het Concilie van Trente (1545-1563), dat door duidelijke uiteenzetting van de katholieke leer, door herstel van de kerkelijke tucht en door vernieuwing van het godsdienstig leven de grondslag legt voor de opbloei van het Katholicisme. Van boven af wordt de katholieke hervorming dan snel doorgevoerd; de pausen Pius V (1566-1572), Gregorius XIII (1572-1585), Sixtus V (1585-1590) nemen de leiding, hierin bijgestaan door de vorsten: Philips II van Spanje (1556-1598) en de Guises in Frankrijk.

In de verschillende bisdommen worden seminaries opgericht voor de vorming van een betere clerus; de bisschoppen zelf worden verplicht tot visitatie en residentie; het parochieleven wordt door een straffe registratie georganiseerd. Het Concilie van Trente droeg rijke vruchten: de bestaande kloosterorden ondergingen een verjongingskuur en nieuwe werden opgericht: de Jezuïeten vonden hun arbeidsveld onder de intellectuelen, de Capucijnen wijdden zich aan het apostolaat onder het gewone volk. Onder de talrijke heiligen van deze tijd noemen we: Carolus Borromaeus, Philippus Nerius, Petrus Canisius, Franciscus van Sales, Ignatius, Santa Teresa, Joannes van het Kruis.De Contra-reformatie trok een scherpe scheidingslijn tussen twee levenshoudingen: Katholicisme en Protestantisme, wat aanleiding wordt tot godsdienstoorlogen. Het Zuiden (Spanje en Italië) blijft katholiek, Engeland en de Scandinavische landen gaan voor de katholieke Kerk verloren; in Frankrijk en Duitsland is een op- en neergang te constateren. Wat de katholieke Kerk echter kwantitatief verloor, won ze kwalitatief ruimschoots terug.

EADM. WINKELS O.CARM.

Lit.: Crétineau-Joly, Hist. religieuse, politique et litt. de la Comp. de Jésus, 6 vol. (1859); Fr. Cuthbert, The Capuchins (1928); J. Lortz, Die Reformation in Deutschland, 2 vol. (2de dr., 94), J. Scheuber, Kirche u.

Reformation (1917); H. Swoboda, Trient und die kirchliche Renaissance (3de dr., 1915); E. Gothein, Staat und Gesellschaft des Zeitalters der Gegenreformation (1908); K. Brandi, Gegenreformation und Religionskriege (1930).

Contra-reformatorische literatuur.

De literatuur van de Contra-reformatie is eerst in de 20ste eeuw grondig bestudeerd. Tevoren had de belangrijker letterkunde van de Noordnederlandse gouden eeuw de volle aandacht getrokken, en deze in hoofdzaak Zuidelijke katholieke geschriften in het duister gelaten. Omtrent de omvang van deze literatuur bestaat geen eenstemmigheid. Sommigen, als Anton van Duinkerken, gaan zó ver, dat ze „Dichters der contra-reformatie” zoeken in de gehele, veelsoortige katholieke, deels anti-protestantse letterkunde van de 16de en de 17de eeuw, in Z. en N., dus met inbegrip bijv. van Anna Bijns, H.

L. Spieghel en Vondel. Ook W. J.

C. Buitendijk, in zijn proefschrift (z sub lit.) begint met Anna Bijns en haar strijd tegen de Lutherie. Meer gangbaar is de beperking tot de 17de eeuwse letterkunde, vooral in de Z. Nederlanden, onder leiding en invloed van de Jezuïeten, eensdeels in de mode-stijl van het Barok, anderdeels zich onderscheidend door een naïef middeleeuwse toon en innig katholiek geloof, sterk afstekend tegen de toongevende letterkunde in de Noordelijke gewesten.

De naam „contra-reformatorisch” drukt slechts ten dele het karakter van deze beweging uit. Dat de polemiek een voornaam bestanddeel was, spreekt vanzelf: het streven was gericht op de bekering van weifelaars, maar daarnaast ook opbouwend, op zuivering en verdieping van het katholieke geloof. Naast de heftige polemist Richard Verstegen (ca 1590-1640) staan bijv. als tijdgenoten de in het Z. gevestigde Utrechtenaar Benedictus van Haeften (1588-1648) met innige lyriek, en de Fries Boëtius a Bolswert, die in zijn allegorische Duyfkens en Willemijnkens Pelgrimagie (ca 1627) een echt middeleeuws motief uitwerkte. Een opmerkelijke figuur is Justus de Harduijn, aanvankelijk onder de bekoring van de Franse Pléiade renaissance-lyriek van zuiver gehalte schrijvend

(De weerliicke Liefden tot Roose-mond, 1613), maar later als priester geestelijke poëzie, die getuigt van diep doorleefd geloof.

In de tweede helft van de 17de eeuw is de Jezuiet Adriaen Poirters een typisch vertegenwoordiger van de Contra-reformatie, ook door de Barok-elementen in zijn stijl, maar Van Duinkerken betoogt dat „zijn moraliserende volks-didactiek in wezen de aftakeling is van het ideaal der Contrareformatie”. Onder zijn tijdgenoten bespreekt Buitendijk nog: Daniël Bellemans, Lambertus Vossius, Cornelis de Bie en Michiel de Swaen.

Begrijpelijkerwijze is het aantal in het N. gevestigde vertegenwoordigers van de Contra-reformatie niet groot. Van betekenis als vurig strijder en verdienstelijk lyrisch dichter tevens is de geleerde aristocratische Delftse pastoor Joannes Stalpart van der Wielen (1579-1630).

PROF. DR C. G. N.

DE VOOYS

Lit.: Anton van Duinkerken, Dichters der Contra-Reformatie, bloemlezing m. inleid. (Utrecht 1932); W. J. C. Buitendijk, Het Calvinisme in de spiegel van de Zuidned. lit. d. contrareformatie (Groningen 1942); O.

Dambre, De dichter Justus de Harduijn (Gent 1926); Edw. Rombauts, Leven en Werken van P. Adr. Poirters (1930); Idem, Richard Verstegen, een polemist der Contra-Reformatie (1933) en zijn hoofdstuk in de Geschiedenis van de Letterkunde der Nederlanden III (1948).