(1, Nederlands recht). In Nederland verstaat men onder concessie een toestemming van de overheid aan particulieren, maatschappijen, enz., verleend tot het uitoefenen van een dienst voor het algemeen; zo heeft men concessies tot aanleg en exploitatie van een onderneming als een spoor- of tramweg.
Men is in zulke gevallen wel verplicht concessie te vragen, eensdeels omdat men meestal van de openbare weg moet gebruik maken, anderdeels omdat de concessie doorgaans een monopolie meebrengt, zodat gedurende de concessie (die in de regel voor een bepaalde tijd verleend wordt en daarna eventueel verlengd kan worden) geen concurrerende ondernemingen kunnen ontstaan. Vaak zijn er strenge voorwaarden aan de concessies verbonden, vooral wanneer de concessie een monopolie schept, opdat niet het algemeen belang met het geven der concessie geschaad wordt. In het algemeen zijn de rechtspraak en rechtsliteratuur van oordeel, dat van een aan de concessie in het algemeen inhaerent rechtskarakter niet kan worden gesproken, doch dat de ene concessie het karakter kan dragen van een eenzijdige overheidsdaad en de andere dat van een door het burgerlijke recht beheerste overeenkomst.Lit.: L. van Praag, Op de grenzen van publiek en privaatrecht (1930); de praeadviezen van S. Sybenga en V. H. Rutgers voor de Ned.
Juristenver. (1927), met de bijbehoorende Handelingen; G. J. Wiarda, Overeenkomsten met Overheidslichamen, diss. Amsterdam (1939); G.
F. Diesch, De bedrijfsconcessie, diss. Leiden (1939).
(2, Belgisch recht). De concessie is volgens Belgisch recht een contract van administratiefrechtelijke aard waarbij de bevoegde overheid, staat, provincie of gemeente, aan een persoon de toelating verleent om, met of zonder privatieve inbezitneming van het openbaar domein en mits met naleving van de reglementaire voorwaarden, een openbare dienst te exploiteren. Op de concessie wordt beroep gedaan voor de openbare diensten waarvan de exploitatie met risico’s van financiële aard gepaard gaat. Zijn de risico’s verdwenen dan neemt de regie gewoonlijk de plaats in van de concessie.
De concessiehouder verplicht zich tot het exploiteren van de openbare dienst en tot de naleving van de voorwaarden die hem door de administratie zijn opgelegd. Deze voorwaarden zijn meestal in een lastencohier neergelegd dat vooraf door de administratie is opgesteld. De openbare macht die de concessie verleent mag steeds de organisatievormen en de voorwaarden van de onderneming wijzigen en de bedingen van het contract staan deze wijzigingen niet in de weg.
Zo evenwel de niet-naleving van de overeenkomst aan de concessiehouder schade veroorzaakt, heeft deze recht op schadeloosstelling.
Onder concessie valt ook te verstaan de tijdelijke of altijddurende vergunning van gronden in de begraafplaats. De concessies worden slechts toegestaan aan degenen die, buiten de som die aan de gemeente toekomt, een stichting of een gift doen ten voordele van de armen en de godshuizen. De gemeenteraad is bevoegd om de concessie te verlenen en om de voorwaarden er van te bepalen. De aanduiding van de plaats waar de concessie wordt verleend behoort tot de bevoegdheid van de burgemeester.
De in de begraafplaatsen geconcedeerde gronden zijn aan het politieel toezicht van de gemeente-overheid onderworpen. (Decreet van 23 Prairial jaar XII). Ten slotte heeft de term concessie op het gebied bestreken door de mijnwetgeving een wel bepaalde betekenis. Inderdaad wanneer een particulier vergunning krijgt een mijn te exploiteren worden hem hierdoor geen rechten verleend op het openbaar domein. Geen mijn mag ontgonnen worden dan uit kracht van een concessie.
De mijnconcessie bepaalt de rechten van de eigenaars der bovengrondse oppervlakte op de producten van de mijn. Over de concessieaanvraag (welke bij de Bestendige Deputatie van de provincie waar de mijn gelegen is moet worden ingediend) wordt bij K.B., op het advies van de Afdeling Administratie van de Raad van State, uitspraak gedaan. Geen concessie, uitbreiding of handhaving van concessie kan tegen het advies in van de Afdeling Administratie worden verleend. De vervallenverklaring van de mijnconcessie kan, wegens niet-naleving van de bij de wet gestelde voorwaarden, door de rechtbanken uitgesproken worden (zie de wetten op de mijnen, groeven en graverijen die bij het K.B. van 15 Sept. 1919 samengevat werden.
De wet van 23 Dec. 1946 heeft bij art. 7 § 2 de mijnraad afgeschaft en diens bevoegdheden aan de afdeling Administratie van de Raad van State overgedragen),
PROF. DR A. MAST
Lit.: Pier re Wigny, Principes généraux de droit administratif belge (Bruxelles 1947); Brants-Ketelaer, Het Belgisch gemeenterecht (Brussel 1947); Duchaine, Manuel pratique du droit minier beige au point de vue administratif (Bruxelles 1942).
(3, Nederlands-Indisch recht). Concessies konden in Indië verleend worden door de centrale overheid, door lagere publiekrechtelijke lichamen en in indirect bestuurd gebied ook door de zelfbesturen. Een algemene regeling van de concessies ontbreekt. Er zijn verschillende concessieregelingen voor verschillende onderwerpen, waarvan wijziging, althans wat de aanwijzing betreft van de autoriteiten tot concessieverlening bevoegd, te verwachten is.
Landbouwconcessies zijn geen eigenlijke concessies en dragen, gelet op de omschrijving van „concessie” aan het begin van dit artikel gegeven, die naam dan ook ten onrechte (z landbouwconcessies).
Lit.: Ph. Kleintjes, Staatsinstellingen van N.-.I, 6de dr. 2 dln (1932-33); P. J. G. van der Stok, Gouvernementsexploitatie in N.-I. (1913); E.
P. Wellenstein, Het Indische Mijnbouwvraagstuk (1918); K. H. Korff, Koloniale Concessiewetgeving (1913); J.
C. W. Lekkerkerker, Concessies en erfpachten voor landbouwondernemingen in de Buitengewesten (1928).
(4, volkenrecht) of nederzetting (Engels: settlement) als internationale instelling noemt men in sommige niet-Europese landen, in het bijzonder in China, de terreinen, welke de vreemdelingen, aanvankelijk op grond van overeenkomsten tussen hen en de plaatselijke autoriteiten, later ingevolge verdragen tussen China en een of meer andere mogendheden, in voortdurende huur of pacht ter bewoning hebben gekregen. Het instituut van de concessies is in het midden der 19de eeuw tot ontwikkeling gekomen en hangt samen met de ontsluiting van China. Deze ontsluiting begon met het openen van enkele steden, eerst uitsluitend havensteden, voor de internationale handel, hetzij op grond van verdragen (zgn. verdrag- of tractaathavens, treaty-ports), hetzij door China zelf (self-opened ports). Het eerste verdrag van de hier bedoelde soort was dat van Nanking tussen Engeland en China, dat in 1842 een einde aan de opiumoorlog maakte.
De nederzettingen danken haar ontstaan aan de omstandigheid, dat vreemdelingen zich in China niet vrij mochten vestigen, noch er onroerend goed in eigendom mochten verkrijgen. Het bestuur der concessies, met inbegrip van de bevoegdheden op het gebied der politie, wordt door de vreemdelingen uitgeoefend. Indien de terreinen zijn afgestaan ten behoeve van en het bestuur geschiedt door de onderdanen van één bepaalde mogendheid, spreekt men van nationale concessies-, zo de rechten aan vreemdelingen in het algemeen toekomen, noemt men de nederzetting internationaal. Nederland heeft geen eigen concessies in China, noch heeft het er gehad.
Dit is wel het geval met België, Engeland en Frankrijk, vóór Wereldoorlog I ook met Duitsland, Oostenrijk-Hongarije en Rusland, en vóór Wereldoorlog II eveneens met ltalië en Japan; voorbeelden de concessies te Hankou en Tien-tsin. Internationale concessies o.a. te Amoy en Sjanghai (International seulement).
Anders dan de pachtgebieden in China, waar bij verdrag de uitoefening der souvereiniteit aan de vreemde mogendheden is overgedragen (z condominium), blijven de terreinen, waarop de concessies gevestigd zijn, in volle omvang Chinees grondgebied. De vreemdelingen, die er verblijven, genieten exterritorialiteit (z capitulatie, 2) in dezelfde mate, als zij elders in China zouden genieten. Bij verdrag van 29 Mei 1945 (Stbl. 1946, no G 154) heeft de Nederlandse regering afstand gedaan van haar rechten met betrekking tot de verdraghavens en tot de internationale nederzettingen te Sjanghai en Amoy, met inbegrip van de bijzondere rechtbanken. Vichy-Frankrijk heeft bij verdrag van 18 Mei 1943 zijn concessies te Tien-tsin, Hankou en Canton aan de Chinese regering teruggegeven.
MR L. V. LEDEBOER
Lit.: J. W. H. Ferguson, De rechtspositie van Nederlanders in China (’s-Gravenhage 1925) ; A.
M. Kotenev, Shanghai: its mixed court and council (Shanghai 1925); Idem, Shanghai: its municipality and the Chinese (Shanghai 1927) ; W. W. Willoughby, Foreign rights and interests in China (2 dln, Baltimore 1927); Song Kouo Tchou, L’administration de la justice aux étrangers en Chine (Paris 1929); J.
Escarra, Le régime des concessions étrangères en Chine (in: Recueil des Cours de l’Académie de Droit international de La Haye, dl 27, Paris 1930); J. P. A. François, Handboek van het volkenrecht (dl I, Zwolle 1931); Siu Kong-Sou en Chiu Chin-Tsan, Status of the Shanghai international settlement (Nanking 1933); L. des Courtils, La concession française de Changhaï (Paris 1934); M.
Alfonsi, Les cessions à bail en Chine (Paris 1940).