Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

CONCERTWEZEN

betekenis & definitie

Het openbare concertleven is van betrekkelijk jonge datum. Voor de opera kan men het jaar 1637 (de opening van het eerste openbare operatheater te Venetië) als begin aannemen.

Uit de collegia musica — genootschappen van muziekliefhebbers — ontwikkelden zich de concertverenigingen.In 1695 stichtten Johann Wolfgang Franck en Robert King te Londen de „Concerts of Vocal and instrumental music”. Dertig jaar later richtte A. D. Philidor (1681-1728) de „Concerts spirituels” op, een instelling, die aanvankelijk slechts in de vastentijd geestelijke muziek uitvoerde — gedurende die tijd was de opera gesloten — doch later van grote betekenis werd.

In Duitsland droeg de Mannheimse school (ca 1735) veel bij tot de ontwikkeling van het openbare concertleven, terwijl de Bach-Abel-concerten te Londen (1775) beslissend voor het muzikale leven in Engeland werden. De oudste zaal in Europa, die speciaal voor concertdoeleinden werd gebouwd, was de Oxford Music Room te Oxford, die in 1748 werd geopend. Duitsland volgde met het Gewandhaus te Leipzig, oorspronkelijk een gildehuis der lakenkopers, doch in 1781 als concertzaal verbouwd. Nederland kreeg in 1788 met het gebouw Félix Meritis te Amsterdam zijn eerste openbare muziekzaal.

De beroemdste instelling te Wenen was de „Gesellschaft der Musikfreunde” die door Ignaz von Sonnleithner en Fanny von Arnstein werd opgericht. Met de opkomst van het virtuozendom in het begin van de igde eeuw, verrezen tal van muziekzalen en werden vele muziekinstellingen opgericht. Aanvankelijk traden de rondreizende kunstenaars op als entr’acte-nummer in orkestconcerten, later gaven zij in combinatie uitvoeringen. Met het optreden van Liszt begint de opkomst van het solo-recital, waarbij dan één artist een gehele avond vulde.

Voor de ontwikkeling van het concertleven in Nederland is de oprichting van de „Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst” (in 1829 door A. G. G. Vermeulen) van de grootste betekenis geweest, terwijl de stichting van het Concertgebouw-Orkest te Amsterdam (1888) Nederland tot een van de belangrijkste centra van de Europese muziekcultuur maakte.

In Amerika had het eerste openbare concert te Boston plaats (in 1731), daarna volgde New York (1736), Philadelphia (1757) en Charleston (1762). Voor orkestinstellingen z orkest.

Lit.: Const. v. Wessem, Het musiceeren en concerteeren in den loop der tijden (Amsterdam 1929); A. J. C.

Koole, Pietro Locatelli da Bergamo (Amsterdam 1949); Kathi Meyer, Das Konzert (Stuttgart 1926); C. F. Pohl, Mozart und Haydn in London (Wien 1867); O. G.

T. Sonnerk, Early concert Life in America (New York 1907); D. F. Scheurleer, Het muziekleven in Nederland in de tweede helft der 18de eeuw (’s-Gravenhage 1909): R.

Netter, The orchestra in England (London 1946).

< >