Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

CODEÏNE

betekenis & definitie

C18H21N03, is de naam van een opiumalkaloïd, dat in 1832 door Robiquet ontdekt werd. Het is de methylaether van morfine. Bij de bereiding van morfine verkrijgt men als eerste product der kristallisatie een mengsel van de chloorwaterstofzure zouten van morfine en codeïne.

Uit de oplossing hiervan slaat men morfine neer door ammoniak, terwijl codeïne in oplossing blijft; hieruit wordt het, na alkalisch maken met loog, uitgeschud met een organisch oplosmiddel en dan verder gezuiverd. De hoeveelheid codeïne, die in opium voorkomt, is zeer gering en verreweg de grootste hoeveelheid wordt halfsynthetisch uit morfine door methylering verkregen.Codeïne is, in tegenstelling tot de meeste andere alkaloïden, vrij goed oplosbaar in water (bij 13 gr. C. i deel op 121 delen), voorts gemakkelijk in de meeste organische oplosmiddelen. Behalve het vrije alkaloïd wordt veelvuldig ook het zoutzure zout gebruikt (Hydrochloras Codeïnï). Het voornaamste gebruik van beide geneesmiddelen is voor het onderdrukken van de hoestprikkel. Zij worden gegeven in hoeveelheden van 5-20 mg; per keer, 3-4 maal daags.

De maximale doses zijn van het codeïne 50 mg per keer en 200 mg per etmaal, die van Hydrochloras Codeïni resp. 55 en 225 mg.

Codeïne en zouten er van vallen onder de bepalingen van de opiumwet; de aflevering is echter minder sterk beperkt dan die van morfine.

< >