Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

CHARIDJIETEN

betekenis & definitie

of Chawdridj (de uittrekkenden) is de naam van de eerste Mohammedaanse secte, die na de slag bij Siffin (657) ontstond, doordat 12 000 streng-gelovigen het leger van de kalief Ali ibn Abi Talib verlieten, daar deze zijn recht op het kalifaat door een scheidsgerecht liet beslissen. Zij erkenden evenmin Ali’s tegenpretendent Moawija en beschouwden het als plicht hun als overtreders der wet gehoorzaamheid te weigeren.

Ook ontkenden zij het uitsluitend recht van de Koraisjieten op het kalifaat en verlangden, dat de kalief door vrije keus van de gemeente benoemd zou worden, dat niet-Arabieren en zelfs slaven dit ambt ook zouden kunnen bekleden en dat de ongodsdienstige heerser verwijderd zou worden. In hun dogmatiek stelden zij de werken met grote beslistheid boven het geloof. Ali versloeg hen in 658 bij Nahrawan in Irak, maar werd spoedig daarna door een Charidjiet vermoord. In de eerste eeuw van de Islam vormden zij vooral in Perzië machtige groepen van opstandigen, tegen wie de Omajjaden voortdurend hadden te strijden.

Een meer vreedzame groep was in Basra gevestigd, doch was op de duur genoodzaakt uit te wijken naar Oman, vanwaar een ijverige propaganda bedreven werd, vooral in Noord-Afrika, waar hun staatkundige denkbeelden grif ingang vonden bij de vrijheidlievende Berberstammen. De sedert de 9de eeuw in de bergen ten Z. van Tripoli en in Zuid-Algerië wonende Charidjieten worden meestal Ibadieten genoemd, naar een hunner leiders. Het gelukte de Charidjieten verschillende opstanden te organiseren en staten volgens hun leer te stichten, onder welke die der Beni Mzab in Algerië nog het strengst de oorspronkelijke denkbeelden bewaard hebben. Ook in Oman (Arabië) is het Charidjietendom bij bepaalde bevolkingsgroepen blijven voortleven.De dogmatische opvattingen der oudste Charidjieten zijn van grote invloed geweest op het begin van de dialectische theologie in de Islam.

Lit.: A. J. Wensinck, The Moslim Creed (Cambridge 1932).

< >