(afgeleid van Latijn: sequi volgen; in het Grieks: hairesis, d.w.z. partij, richting) betekent in de godsdienstwetenschap een religieuze gemeenschap, die zich van het grote geheel afscheidt, op grond van de drang om iets bijzonders, hetzij een leerstellige, hetzij een cultische eigenaardigheid, op de voorgrond te schuiven. Het „grote geheel” kan de algemene gemeenschap zijn, die zowel staatkundig als religieus is.
In de Oudheid is dan ook bijv. het Orphisme een secte, die zich met bijzondere praktijken en leerstellingen naast het grote geheel van het openbare religieuze leven stelt. Na de vestiging van het Christendom is de secte de gemeenschap, die zich afscheidt van de Kerk. Ook in andere godsdiensten als de Islam en het Jodendom zijn er voor en na secten geweest, die afzonderlijke wegen zijn gegaan. De secten ontwikkelen gemakkelijk een eigen type; meer bedacht op zuiverheid, hetzij van leer, hetzij van leven, dan op ruimheid, soms uit de hoogte en ingebeeld, soms nieuw leven brengend tot in de „grote gemeenschap”, die haar verwerpt.