Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

Kalief

betekenis & definitie

is de weergave van het Arabische „chalifa”, dat opvolger betekent. Het is de titel geworden van de opvolgers van de profeet Mohammed, die in 632 stierf zonder beschikkingen voor zijn opvolging na te laten.

De eerste vier kaliefen waren de zgn. ,,rechtgeleide kaliefen” Aboe Bekr (632-634), Omar (634-644), Othman (644-656) en Ali (Ibn Abi Talib) (656-661). Hun bewind wordt door de vrome overlevering als een ideaaltoestand gezien. Ali’s kalifaat werd echter betwist door de stadhouder van Syrië, Mo’awija. In deze strijd zegevierde de laatste (660), zodat met Mo’awija de kaliefendynastie der Omajjaden (661-750) opkwam, die hun residentie in Damascus hadden. Onder hun regering waren de Arabieren overal de heersers tegenover de onderworpen Syriërs, Egyptenaren, Perzen en anderen. Er bleef echter een machtige partij, die de aanspraken van Ali’s nakomelingen, de Alieden, op het kalifaat voorstond; dit zijn de Sji’ieten.

Herhaaldelijk hadden onder de Omajjaden Sji’ietische opstanden plaats in Irak; de bekendste is de poging van Ali’s zoon Hoesein om zich met behulp van de hem toegedane bewoners van Koefa tegen Mo’awija’s zoon Jazid (680-683) te verzetten; Hoesein werd bij Kerbela gedood en zo tot voornaamste Sji’ietische martelaar. Ook in de partij der oud-gelovigen hadden de Omajjaden tegenstanders; van 680-692 regeerde in Mekka de tegen-kalief Abd Allah ibn al-Zoebair, die ten slotte door een beruchte expeditie tegen Mekka onder al-Hadjdjadj kon worden gedood. De Omajjaden hebben door hun grote veroveringen in Oost en West hun Arabisch rijk tot grote bloei en macht gebracht, maar ca 730 veroorzaakten vooral de sociale tegenstellingen zoveel moeilijkheden, dat de dynastie steeds meer moeite had zich te handhaven. Het grootste gevaar bleek te liggen in de geheime propaganda, die vanuit Syrië gevoerd werd door de nakomelingen van Abbas, een oom van de profeet Mohammed. Zij wisten ten slotte in de provincie Chorasan een grote opstand te verwekken, die in 750 de laatste Omajjaden-kalief uit Damascus verdreef.

Nu was het de beurt van de dynastie der Abbasiedische kaliefen (750-1258, z Abbasieden). Hun heerschappij betekende het einde van de uitsluitend Arabische overheersing. Het rijk van de nieuwe dynastie was meer algemeen Mohammedaans in die zin, dat nu ook de geïslamiseerde afstammelingen der onderworpen volken aandeel in de regering kregen en sociaal-invloedrijke rangen gingen bekleden. Het was vooral het Perzische element, dat op deze wijze op de voorgrond kwam en met zijn oude beschavingstraditie invloed begon uit te oefenen. Een ander gevolg van het naar voren komen der geïslamiseerde vreemde elementen was echter, dat al spoedig grote delen van het rijk zich politiek van het kalifaat los maakten, totdat de Abbasiedische kaliefen ca 940 zelf in Bagdad onder heerschappij van vreemde vorsten kwamen en alleen maar in naam als kaliefen of Beheersers der Gelovigen regeerden.

De eerste kalief was Aboe ’l-Abbas al-Saffah, die alles deed om de Omajjaden uit te roeien. Niettemin wist de Omajjadenprins Abd al-Rahman naar Spanje te ontkomen en daar een eigen Omajjadische dynastie te stichten met Cordova als hoofdstad. De Abbasieden zijn nooit in staat geweest zich in Spanje te doen erkennen en de Omajjaden vorst Abd al-Rahman III in Spanje (92-960 nam zelfde kaliefentitel aan. De tweede kalief al-Mansoer stichtte in 762 Bagdad, want de politieke gebeurtenissen hadden het meer oostelijk gelegen Irak tot machtscentrum van het nieuwe rijk aangewezen. Hiermede begint de roemrijke periode van de Abbasieden van Bagdad, onder welke Haroen al-Rasjied (786809) de bekendste is. In de loop der 9de eeuw vertoonden zich allerlei tekenen van verval.

Behalve de practische onafhankelijkheid der verder afgelegen rijksdelen (Noord-Afrika, Egypte en Oost-Perzië), verzwakten ook grote opstanden in Irak de macht van de dynastie aanzienlijk. Sedert het midden der eeuw moest ook hoe langer hoe meer rekening worden gehouden met de dwingelandij der in Bagdad gestationneerde Turkse troepen van de lijfwacht, welker aanvoerders ten slotte de werkelijke militaire en politieke machthebbers werden.

Na 940 werd de macht ook in Irak uitgeoefend door de Perzische dynastie der Boejieden en na 1055 door de Turkse Seldjoekieden. De Abbasiedische kaliefen bleven echter, ondanks hun politieke machteloosheid, in Bagdad resideren als symbool van de eenheid van het Mohammedaanse gebied. Maar dit verhinderde niet, dat de Sji’ietische dynastie der Fatimieden, die in 962 Egypte veroverden, eveneens de kaliefentitel aannam, gelijk vóór hen reeds de Spaanse Omajjaden. Nadat in het eind van de 12de eeuw de Abbasieden in Bagdad erin geslaagd waren een klein gebied in Irak weer werkelijk onder hun macht te brengen, werd ten slotte aan hun bestaan een einde gemaakt door de verovering van Bagdad in 1258 door de Mongoolse aanvoerder Hoelagoe.

Uit het voorgaande historisch overzicht kan blijken, dat de titel van kalief door de gebeurtenissen in de eerste eeuwen van de Islam allengs een luister had gekregen, die niet meer afhankelijk was van de werkelijke politieke macht. In de theorie, zoals die in de Mohammedaanse Wet was neergelegd, bleef de kalief de „Imam” of leider van alle Mohammedanen op geestelijk en op wereldlijk gebied; hij kon echter tijdelijk een deel van zijn wereldlijk gezag afstaan aan andere vorsten. Hiermede deed de theorie een concessie aan de practijk, terwijl de kalifaatswaardigheid gehandhaafd bleef als een symbool van de eenheid van alle Mohammedanen. Deze opvatting heeft tot nu toe in de Islamwereld doorgewerkt. Nadat Bagdad in 1258 was gevallen, verrees zelfs nog een nieuwe linie van Abbasiedische kaliefen te Cairo aan het hof van de Mamloekensultans, die door de aanwezigheid dezer volkomen machteloze afstammelingen van Abbas zichzelf groter aanzien in de Mohammedaanse wereld verschaften. Inderdaad waren er in deze tijd vorsten, die aan deze kaliefen in Egypte om de investituur verzochten.

Maar terzelfder tijd gingen nog meer vorsten er toe over zichzelf met de titel kalief te tooien als een Mohammedaanse heerserstitel en deze gewoonte bleef bestaan, zodat ook kleine onbetekenende dynasten zich kalief noemden. Ook de Turkse sultans hadden op den duur onder hun lange rij titels die van kalief aangenomen en in de 18de eeuw kwam de legende op, volgens welke sultan Selim I, toen hij in 1517 Egypte veroverde, zich door de laatste Abbasiedische kalief in Egypte de rechten op de titel zou hebben doen overdragen. Allengs gingen de Turkse sultans meer waarde hechten aan de titel en deze verkreeg in de tweede helft der 19de eeuw nieuwe betekenis door de panislamietische politiek van Abd-oel-Hamid II. Vooral bij de onder Europese overheersing levende Mohammedaanse volken kreeg de opvatting van de centrale betekenis van het kalifaat weer de overhand. Zo kwam het, dat de afzetting van de dynastie van Osman in 1922 door de Turkse natio-

nalisten voor de kalifaatskwestie grote betekenis kreeg. De Turkse Nationale Vergadering handhaafde aanvankelijk het kalifaat, dat door Abd-oelMedjid bekleed werd tot Apr. 1924; toen echter werd ook deze waardigheid afgeschaft. Er zijn daarna verschillende pogingen ondernomen om het kalifaat weer te herstellen, vooral uitgaande van Vóór-Indië en Egypte. In 1924 bezweek koning Hoesein van deHidjaz zelfs voor de aandrang de titel kalief aan te nemen; door zijn abdicatie in Oct. 1924 heeft dit echter geen gevolgen gehad. In Mei 1926 werd te Cairo een kalifaatscongres gehouden, maar door gebrek aan medewerking uit verschillende Mohammedaanse landen is hier niets bereikt kunnen worden, evenmin als op de kalifaatsconferentie in 1935 te Mekka onder de auspiciën van Ibn Sa’oed. PROF.

DR J. H. KRAMERS

Lit.: Voor de geschiedenis van het kalifaat: G. Weil, Gesch. der Chalifen (Mannheim 1847-1850); W. Muir, The Caliphate, its Rise, Decline and Fall (London 1899); Th. W. Arnold, The Caliphate (Oxford 1924); A. J. Toynbee, The Islamic World since the Peace Settlement (Oxford - London 1927); Hitti, History of the Arabs (London 1937).

< >