Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 05-01-2022

Carl michaël bellman

betekenis & definitie

Zweeds dichter (Stockholm 4 Febr. 1740 - 11 Febr. 1795), was de oudste in een groot, welgesteld ambtenaarsgezin en kreeg een zorgvuldige opvoeding. Al vroeg toonde hij aanleg voor poëzie en muziek.

Koning Gustav III ontdekte weldra, dat Bellman een buitengewoon talent bezat en verschafte hem een klein jaargeld en een betrekking, die hij door een ander kon laten waarnemen. Zijn leven lang had hij schulden, leidde een ongeregeld leven in een kring van mensen aan de zelfkant van de maatschappij en stierf onder kommervolle omstandigheden. De kring van vrienden, waarmee hij rondtrok van de ene kroeg naar de andere in de oude stad en soms ook in de omgeving van Stockholm, heeft hij op ongeëvenaarde wijze beschreven in Fredmans Epistlar (1790) en Fredmans sdnger (1793). Men ziet deze mensen in hun uitgelaten roes, in hun feesten en hun ruzies en in hun plotselinge schrik voor de leegheid en vergankelijkheid van het leven in de ogenblikken van verslapping na de roes. De beschrijvingen van de natuur in de omgeving van Stockholm zijn van een zeldzame schoonheid. Een buitengewone charme verlenen de melodieën aan deze liederen. Zij zijn gedeeltelijk Bellman’s eigen vinding, gedeeltelijk ook aan bestaande muziek ontleend, maar vormen toch altijd een volkomen harmonisch geheel met de inhoud der gedichten.DR P. M. BOER - DEN HOED

Lit.: N. Erdmann, Carl Michael B. (1899); R. Steffen, B. och hans diktning (1908); Bellmansstudier, uitg. door Bellmanssellskapet I-II (1924—*26), Olof Byström, Kring Fredmans epistlar (1943).

< >