Duits componist (Eutin, bij Lübeck, 18 Nov. 1786-Londen 5 Juni 1826), schreef reeds op negenjarige leeftijd een opera, studeerde bij Michael Haydn te Salzburg en van 1798-1800 te München bij J. N.
Kalcher, in 1801 nogmaals bij M. Haydn en ten slotte bij de abt Vogler te Wenen. Hij was werkzaam als kapelmeester te Breslau (i8o4-’o6), nam vervolgens dienst bij adellijke heren, leidde een wild leven, reisde als pianovirtuoos en als dirigent. In de laatste hoedanigheid was hij van 1813-’16 met succes werkzaam te Praag. In 1816 kwam er een einde aan zijn ongeregeld leven, hij werd kapelmeester te Dresden en trad in het huwelijk met de zangeres Caroline Brandt. De uitvoering van zijn opera Der Freischütz te Berlijn (1821) maakte hem op slag beroemd.
Een ware triomftocht van dit werk over alle Duitse theaters volgde en tot op deze tijd toe heeft het repertoire weten te houden. Zijn gezondheidstoestand ging echter snel achteruit. Niettemin nam hij de opdracht aan om voor Londen de opera Oberon (1826) te schrijven en er 12 uitvoeringen van te dirigeren, hetgeen hem zijn laatste krachten kostte.Bibl.: von Weber schreef io opera’s, waarvan, behalve de reeds genoemde, vooral Euryanthe de vermelding waard is; toneelmuziek; cantates; missen; 2 symphonieën; ouvertures; 2 pianoconcerten; 3 klarinetconcerten; een fagotconcert; een hoornconcertino; een klarinetkwintet; pianomuziek, o.m. de bekende Aufforderung zum Tanz; koorwerken en liederen.
Lit.: Biografieën van M. M. von Weber (3 dln, 1864-’66, herdr. d. R. Pechel 1912); Fr. W. Jahns (1871); J.
Kapp (1922, 5de dr. 1931); E. Kroll (1934); C. van Berkel (1948); vgl. H. Dünnebeil, C. M. v. W.
Verzeichnis seiner Kompositionen (1942); Idem, Schrifttum über C. M. v. W., 2de dr. (1942).
