(Kanara), landschap op de westkust van Voor-Indië, ten Z. van Goa en ten N. van Malabar, tussen 13° 52' en 150 31' N.Br. De naam Canara is bij de inheemse bevolking onbekend en is een verbastering van Carnata, de naam van een voormalig Hindoekoninkrijk in Dekan. Noord-Canara behoort tot Bombay, Zuid-Canara tot Madras.
De hoofdstad van het eerste gebied is de havenplaats Karwar, van het tweede de stad Mangalore. Het landschap voert hout, rijst, koffie, katoen, copra en specerijen uit. De bewoners zijn Hindoes en een mengeling van Portugezen, vroegere negerslaven, Arabieren en Dravida’s. In de tweede helft van de 18de eeuw kwam Canara in de macht van Haider-Ali en, na de val van diens zoon Tippoe-Sahib, in het bezit van de Engelse Oostindische Compagnie.