(1), Portugese kolonie en gouvernement-generaal aan de west(Malabar)kust van Voor-Indië, tussen 140 53' en I5°48' N.Br. en tussen 73° 45' en 74° 24' O.L. v. Gr. gelegen, telt (1940) op 3600 km2 540 925 inw.
Het gebied van Goa, met de naam vorstendom bestempeld, bestaat uit 6 eilanden en de provincies Salceti en Bardiz en vormt het voornaamste bestanddeel van het generaal-gouvernement, waartoe ook Diu en Damau (of Damao) behoren. Het is evenwel slechts een gering overblijfsel van het vroegere Portugese vice-koninkrijk van Indië. In het N. wordt Goa begrensd door de Voorindische staat Savantwadi, d.m.v. de rivier Terakhul (of Araundim); in het O. door de West-Ghats; in het Z. door het Kanara District en in het W. door de Arabische Zee. Het gebied, dat een kustlijn van 62 mijl heeft, is deels heuvelachtig, deels bergachtig.
De belangrijkste voortbrengselen zijn rijst, peper, kokos-en betelnoten, copra, vis benevens arak en zout. In 1906 werd bij Marmagao mangaanerts ontdekt; thans werken er 6 ondernemingen die 21 mijnen exploiteren. Marmagao is door een spoorlijn van 2 km met het Voorindische spoorwegnet verbonden. De handel is vrijwel uitsluitend doorvoer.
Uitgevoerd worden kokosnoten, copra, vis (vers en gezouten), specerijen, cachou en zout.GESCHIEDENIS
Het Hindoeïsme der Dravidas in zuidelijk Voor-Indië had tot voornaamste bolwerk de grote staat Vijayanagar, die aan de Westkust de belangrijke haven Goa bezat. Langzamerhand drong het Mohammedanisme uit het N. ook de Deccan-staten binnen en in de strijd tegen deze overheersing werd Vijayanagar genoodzaakt Goa aan de vorst van Bijapoer af te staan (1469). Goa werd nu het verzamelpunt voor de pelgrims, die de tocht overzee naar Mekka wensten te ondernemen; de Mohammedaanse Arabieren maakten deze plaats tot het centrum van de Arabische paardenhandel uit Hormuz, welke invoer streng werd gecontroleerd door de Deccanvorsten, wegens het vitale belang er aan verbonden. Gelijktijdig wisten zij de handel langs de Voor-Indische kusten te monopoliseren.
In de Portugees Vasco da Gama — en na hem alle andere westelijke vreemdelingen — zagen zij dan ook hun concurrenten, die dodelijk werden gehaat. Waar nu Goa uit commercieel en strategisch oogpunt gezien ontzaglijk veel belangrijker was dan Calicoet, werd de eerste plaats in Febr. 1510 op de vorst van Bijapoer veroverd door de Portugezen. De bevolking kwam de veroveraar Albuquerque met geschenken, goud en zilver, tegemoet, maar na 3 maanden heroverde de vorst met 60 000 man de stad en blokkeerde van Mei tot Aug. de haven, toen de moesson hem dwong weer zee te kiezen. Teruggekeerd, gaf Albuquerque toestemming de stad 3 dagen lang te plunderen; de Mohammedaanse bevolking werd uitgemoord.
Goa werd nu de hoofdstad van het Portugese Rijk in het Oosten. Het ontving dezelfde privileges als Lissabon. Uitgezonden met de opdracht om handel en missie te drijven, maakten de Portugese onderkoningen Goa ook tot het Oosters centrum van de Katholieke Kerk. In 1534 kreeg de bisschop gezag over de gehele oostelijke wereld.
Van Goa uit werd de bekering van de Indische Archipel geleid. In 1542 bezocht Franciscus Xaverius (1506-1552) Goa en in 1557 werd de plaats tot zetel van de aartsbisschop verheven. De stad baadde in weelde. Uit alle delen van het Oosten werden de koopwaren aangebracht en de voorspoed bereikte zijn hoogtepunt tussen de jaren 1575 en 1625. „Hij die Goa Dourada gezien had, behoefde niet meer Lissabon te bezichtigen”, was een toenmaals bekend gezegde.
De doelstellingen der Portugezen waren zo verstrengeld, dat het monopolie van de handel spoedig ook in handen der Jezuiëten kwam te rusten. In 1603 verscheen een Hollandse vloot voor de kust van Goa. Deze komst luidde de ondergang van de plaats in. Het lukte de Nederlanders echter niet, ondanks een zee-blokkade in 1639 Goa te veroveren.
Enige jaren tevoren was door een epidemie de stad voor een groot deel ontvolkt (1635). In 1675 werd het Lissabon van het Oosten het Rome van Indië, maar reeds was de teruggang van de Portugese macht merkbaar. Een Mogol-leger redde de stad van de Marathas (1683), en in 1739 wist een nieuwe onderkoning een tweede aanval der Marathas af te slaan. De vrede werd in 1759 gesloten.
In hetzelfde jaar
werd de gouvernementszetel naar Panjim — het latere Nova Goa — verplaatst. Deze zetelverplaatsing was reeds van 1684 afin de pen. Intussen was de bevolking gedaald van 20 000 zielen aan het eind van de 17de eeuw tot 1 600 zielen. Met de regeringspersonen verlieten ook de Jezuïeten de stad.
In 1814 werd de inquisitie opgeheven en in 1835 huisden er slechts enkele priesters en kloosterlingen. Goa is op het ogenblik de zetel van een belangrijk aartsbisdom, een van de 6 kerkprovincies van Portugal.
Lit.: J. N. da Fonseca, An historical and archaeological Sketch of Goa (Bombay 1878); L. Gontzen, G. im Wandel der Jahrhunderte (1902); C. Loba, Portuguese India, its commerce and industries (Bombay 1927); G.
E. Hutchinson, The clear mirror. A pattern of life in G. and in Indian Tibet (Cambridge 1936).
(2), de hoofdstad van de gelijknamige Portugese kolonie in Voor-Indië, Pangam, Pangin, Pandsjim (Porto Pangi) of Villa Nova de Goa (Nieuw Goa) genaamd, gelegen op 150 30' N.Br. en 730 58' O. L. v. Gr. aan de kust van Malabar op het eiland Goa aan de mond van de Mondavi, is slechts i y2 km2 groot, ligt op een vlakke, zandige kust, die door een arm van de zee in een eiland is veranderd, bezit een uitmuntende haven, doch slechts weinig handel en ca 20 000 inw. Men heeft er arakstokerijen. Oud-Goa ten O. van de nieuwe stad gelegen en door een 300 m lange dam daarmede verbonden, werd in 1510 door Albuquerque veroverd en tot hoofdstad van het Portugees vice-koninkrijk bestemd.
Zij werd in 1589 de zetel van de onderkoning en van de aartsbisschop-primaat van Portugees Indië en verhief zich tot een fabelachtige macht, welvaart en weelde. De haven, door vestingwerken beveiligd en een van de ruimste en beste van geheel Indië, bleef, vooral nadat de Portugezen Malakka verloren hadden, het middelpunt van een reusachtige handel. Al de bezittingen van Portugal, van Kaap de Goede Hoop tot aan Macao in China, waren onderworpen aan de heerschappij van de onderkoning van Goa. Door verschillende oorzaken verviel de stad in de 18de eeuw.
Het oude Goa is thans een bouwval met een 30-tal gebouwen, vervallen kloosters en kerken, die nog door monniken en nonnen worden bewoond.
(3) Goa of Gowa, zelfbesturend rijkje in het Z.W. schiereiland van Celebes. Nadat met ingang van i Jan. 1911 Goa was ingelijfd bij het rechtstreeks bestuurde gebied van het Gouvernement Celebes en Onderhorigheden, werd dit met ingang van i Jan. 1937 te niet gedaan en werd een der rijksgroten aangesteld als bestuurder van het landschap. De rijksen andere sieraden, in het Museum van het Bataviaas Genootschap aanwezig, werden naar Goa teruggezonden.
Het landschap strekt zich uit van de Westkust ten Z. van Makassar tot een bergland in het midden, dat in de piek van Bonthain een hoogte bereikt van 3042 m. Beneden-Goa heeft een uitgestrekt sawah-gebied en in verband hiermede een vrij dichte bevolking. Deze is over het algemeen zuiver Makassaars en spreekt die taal en wat Maleis. De godsdienst is de Islam.
De Gowarezen kennen een indeling in drie standen: de adel (de karaëngs), de middenstand (daëngs; taoe badji) en het gewone volk. Behalve gronden in erfelijk individueel bezit heeft men in dit landschap (welks vorst zijn macht ontleende aan de magische betekenis van enkele bijzondere voorwerpen: de ornamenten) ook nog ornamentsvelden die in herendienst voor het ornamentschapshoofd worden bewerkt. De ambtsvelden, in handen van allerlei lagere gezagsdragers worden echter in deelbouw uitgegeven of verpand. Verder komen nog een aantal erfpachtspercelen voor.