Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

CALIFORNIË

betekenis & definitie

(off. afk. Cal.) is de naam van een der westelijke staten der V.S., aan de kust van de Grote Oceaan.

Men neemt aan, dat de staat zijn naam te danken heeft aan het mythische eiland California in de Spaanse roman Las Sergas de Esplandian; een andere verklaring luidt echter, dat de Spaanse reizigers het land, vanwege de hitte, vergeleken met een hete oven: ,,calor de forne de fornalia”. De staat heeft als bijnaam Golden State, als motto „Eureka” (ik heb het gevonden), als bloemsymbool de „golden poppy” (gele papaver).Californië heeft een oppervlakte van 411 152 km2 en is naar omvang de tweede staat der V.S. (naar bevolkingstal de vijfde). De grootste breedte beloopt 432 km, de grootste lengte 1280 km, terwijl de kustlijn 1755 km lang is. Californië grenst in het N. aan Oregon, in het Z. aan Mexico, in het O. aan Nevada en Arizona, terwijl in het W. de Grote Oceaan de grens vormt. De staat is verdeeld in 58 counties; de hoofdstad is Sacramento (1940: 105 985 inw., Groot Sacramento 158 999).

In 1940 telde Californië 6 907 387 inw., waarvan 6 596 763 blanken (van dezen waren 5 725 870 in de V.S. geboren); onder de andere blanken waren ± 360000 Mexicanen. Er zijn (1940) ca 168000 Aziaten (vnl. Japanners), 124306 Negers en 18 675 Indianen. 73 pct der bevolking woont in de steden. Sinds 1940 is de bevolking aanzienlijk toegenomen, naar schatting met ca 2 000 000 zielen, waaronder talrijke negers.

Het geraamde bevolkingscijfer van 1945 was 8 822 688, waardoor Californië toen naar bevolking de derde staat der V.S. was.

De kust heeft een bergachtig karakter en wordt van de noordelijke grens tot aan Point Concepcion bespoeld door de Kuro Suvo (Japanse Golfstroom); naar het Z. toe ligt vóór de kust een keten van kleine eilanden. De topografie van Californië is sterk gevarieerd. De staat kent zowel gebergten als vlakten. Men kan vier lengtezones onderscheiden: de kustketen (Coast Range), van Oregon tot aan Point Concepción de kustlijn volgend, met een hoogte van 700 tot 2600 m; het grote lengtedal (Central Valley); de Sierra Nevada en ten slotte het Californische deel van het Columbia Plateau in het N. en het Grote Bekken in het Z.

De Sierra Nevada volgt over een lengte van ca 960 km de oostelijke grens en is 120-160 km breed. Het gebergte heeft vele passen (gemiddelde hoogte 3500 m) en wordt voorts gekenmerkt door vele watervallen (bijv. de Pioneer-waterval) en plotselinge hoogteverschillen (soms meer dan 3500 m op 15 km). In totaal heeft Californië 120 bergtoppen van meer dan 2700 m hoogte, meer dan 41 toppen van 3000 m en 11 van 4000 m of hoger. De bekendste van deze toppen zijn: Mount Whitney (4400 m; de hoogste top der V.S.), Mount Williamson (4315 m), Mount Sill (4270 m), Mount White (4268 m), Mount Shasta (4240 m) en Mount Corcoran (4206 m).

Het laagste punt ligt in de Dodenvallei (84 m beneden zeeniveau).

In het W. bereikt een aantal rivieren (Klamath, Mad, Eel en Salinas) de zee, doch voor de afvloeiing zijn zij zomin belangrijk als de van de Sierra uit oostwaarts stromende rivieren, die alle in de woestijn verzanden. Van belang zijn echter de twee rivieren, die zich ongeveer 75 km vóór San Francisco verenigen en beide op de Sierra Nevada ontspringen: de Sacramento in het N. (590 km lang) en de San Joaquin in het Z. (560 km lang). Zij worden vnl. door zijstromen uit de Sierra (niet uit het Kustgebergte) gevoed; de voornaamste van deze vertakkingen zijn de Feather, Yuba, Consumnes, American, Kern en Kings. Verschillende rivieren in Zuid-Californië monden eveneens in zee uit (o.a.

Los Angeles, San Gabriel en Santa Ana). Zij zijn van gewicht voor irrigatiedoeleinden, hetgeen eveneens het geval is met de Colorado („Nile of America”, z Boulder Dam), hoewel deze geen rivieren in Californië in zich opneemt. De Sacramento en San Joaquin zijn tot aan de hoofdstad (Sacramento) resp. Stockton voor lichte schepen bevaarbaar.

De meren van Californië, waarvan sommige zeer hoog liggen (Lake Tulainyo op 3800 m), zijn voor de irrigatie van geen belang.

Mede in verband met de ligging aan zee is ook het klimaat nogal gevarieerd. Met uitzondering van de Sierra Nevada heeft Californië een subtropisch klimaat. Men kent er practisch slechts twee seizoenen: de droge en de natte tijd. De regentijd, ong. eind Oct. - eind Apr. brengt 15-25 dagen met regenval, welke echter vrij gering is: jaarlijkse regenval te San Francisco 58 cm, te Los Angeles 36 cm en te Diego 25 cm.

Na begin Mei valt zelden regen, behalve in het hooggebergte. In de Sierra Nevada brengt de winter een jaarlijkse sneeuwval van 9-15 m, hetgeen voor de irrigatie van belang is. Krachtige wind komt zelden voor; cyclonen en orkanen zijn onbekend. Het klimaat van Californië verschilt geheel en al van dat der andere staten der V.S., een van de redenen, waarom men Californië wel een „Island on Land” genoemd heeft.

In de staat vallen eveneens sterke klimaatsverschillen op te merken. De regenval in het N. is ongeveer tweemaal zo groot als in het Z., hetgeen zich onder meer in grotere rivieren en een sterkere begroeiing uit. De jaarlijkse regenval te Yuma bedraagt slechts 7,5 cm, in de zeven counties, die men gezamenlijk „Southern California” noemt, 35 cm. Het klimaat is over het algemeen constant, de temperatuur hoog (Jan. gemiddelde: Crescent City 45,9 gr.

F., Los Angeles 54,2 gr. F., San Francisco 49,8 gr. F.; Juli gemiddelde dezer drie plaatsen resp. 59,3 gr. F., 70,5 gr.

F., 58,9 gr. F.; gemiddelde maxima: resp. 102 gr. F., 109 gr. F., 101 gr.

F.; gemiddelde minima resp. 19 gr. F., 28 gr. F., 27 gr. F.).

Het gebrek aan regenwater is op de ontwikkeling der irrigatie en dientengevolge op de ontwikkeling van het sociale en economische leven in Californië van grote invloed geweest.

Californië is rijk aan zware, grote wouden. Er zijn ongeveer twintig bosreservaten, terwijl men de vermaardste natuurplekken tot staatseigendom verklaard heeft: Sequoia National Park, General Grant Park en Yosemite National Park. Men vindt in Californië vrijwel iedere boomsoort, die ten N. van de tropische zone in de Nieuwe Wereld voorkomt. Tussen 1500 en 2600 m hoogte behoren de naaldwouden tot de meest grandioze ter wereld.

Tot de woudreuzen behoren de Sequoia’s, de zgn. reuzenbomen; men onderscheidt hier de Big Tree (Seq. Gigantea), ca 97 m hoog, met een diameter van 10 m, welke in de Sierra Nevada voorkomt, en de Sequoia Sempervirens, iets kleiner dan de Big Tree, welke men uitsluitend in het Kustgebergte aantreft. De flora van Californië omvat ca 2500 soorten; vooral de Central Valley kent een zeer rijke flora.

De ontwikkeling van het bodemgebruik was geheel verschillend van die in andere staten der Unie. Was aanvankelijk (tot 1870) de veeteelt het belangrijkste middel van bestaan, met verbouw van hoogstens één gewas (tarwe of gerst) en was oorspronkelijk de grote en uitgestrekte rancho kenmerkend voor het land, later ging men geheel en al overstag: er kwamen, na een periode van eenzijdige, extensieve graanbouw (vooral van tarwe) kleine bedrijven, gevarieerde verbouw en moderne methoden, o.a. irrigatie. De kunstmatige bevloeiing is voor Californië van het grootste belang. Meer dan 60 pct van alle landbouwbedrijven is thans afhankelijk van kunstmatige bevloeiing.

De verschillende rivieren zijn hiervoor van betekenis, maar men gebruikt ook bronnen en opgepompt grondwater. Een van de opmerkelijkste gevolgen van deze verandering in de landbouw was de opkomst van de sinaasappelcultuur. Deze heeft een grote vlucht genomen, evenals trouwens de gehele zuidvruchtenteelt. Zij gaf mede de stoot tot de ontwikkeling van een modern verkoopsysteem; dank zij het gebruik van koelwagens kon men de gehele Unie tot afzetgebied maken.

De voornaamste producten der fruitteelt zijn: druiven, rozijnen, pruimen, abrikozen, krenten, perziken, sinaasappelen, appelen, peren en olijven. Voorts is de suikerbietenteelt, in Alvarado County begonnen, van betekenis, evenals de nog steeds toenemende katoenbouw. De verbouw van tarwe mag niet onvermeld blijven, terwijl de veeteelt eveneens op een snelle ontwikkeling kan wijzen, in het

bijzonder ten aanzien van de zuivelproductie. Sinds 1919 is het aantal schapen gestadig toegenomen; de wolproductie is niet onaanzienlijk.

Californië heeft een belangrijke mijnbouw; de voornaamste producten zijn: goud, olie, koper, zilver, soda, zout, kwikzilver en wolfram. De ontdekking van goud (19 Jan. 1848 door James W. Marshall) heeft voor Californië gewichtige politieke, economische en sociale gevolgen gehad. Hetzelfde is waar ten aanzien van de petroleum (1876).

Nog altijd is de goudproductie aanzienlijk. Vindt men goud vnl. in het N. en het centrum van de staat, het Z. (Santa Barbara, Los Angeles en Ventura-Counties) is het rijkste oliegebied. Plumas en San Berbadino zijn centra der zilverproductie, Plumas en Shasta der koperproductie, terwijl men in Inyo County vooral lood delft.

De nijverheid kon zich aanvankelijk, door het gebrek aan steenkool, slechts langzaam ontwikkelen. Met de opkomst van de oliewinning en vooral door het gebruik van het water der Sierra Nevada heeft de nijverheid een grote vlucht genomen. Slachterijen, raffinaderijen, zagerijen, conserven-, schoenen-, kleding- en machinefabrieken vormden vóór 1940 de voornaamste industriebranches. Tijdens Wereldoorlog II heeft de industrie zich op enorme schaal uitgebreid (vooral scheepsbouw en vliegtuigindustrie) en dit feit is dan ook de oorzaak geweest van de aanzienlijke toeneming der bevolking sinds 1940 (naar schatting 2 millioen zielen).

Een romantische sfeer omgeeft de filmindustrie in Hollywood en omgeving, waar de bestendige weersgesteldheid en het natuurlandschap belangrijke vestigingsfactoren waren. De gunstige ligging van Californië ten opzichte van het vervoer naar de landen rond de Pacifische Oceaan, heeft het ontstaan van een levendige handel in de hand gewerkt. De staat is de zetel van meer dan twintig scheepvaartlijnen. De visserij is van belang: San Francisco en Long Beach zijn centra van de walvisvaart, terwijl de zalmvisserij (met vele conservenfabrieken) vooral te San Pedro (Los Angeles Harbor) en San Diego geconcentreerd is.

Voor zover het spoorwegnet niet geëlectrificeerd is, rijden de locomotieven op ruwe olie. In 1869 voltooide men de aanleg van de Central Pacific Railroad, in 1877 die van de Southern Pacific, waardoor Californië in nauwer contact met de overige staten der Unie kon treden. De staat heeft een voortreffelijk net van autowegen.

Californië heeft een opgewekt geestelijk leven. De staat telt een zevental universiteiten en hogescholen, waaronder de University of California te Berkeley (1945/46: 21 426 studenten), Stanford University (1945/46: 5600 studenten) en de University of Southern California (1945/46: 12000 studenten). De grootste steden zijn: Los Angeles (1940: i 504277 inw.), San Francisco (634536), Oakland (302 163), San Diego (203 341) en Long Beach (164 271).

De snelle opkomst van de staat blijkt uit de bevolkingscijfers:

1880: 864694;
1890: 1 208 130;
1900:1 485 053;
1910: 2 377 549;
1920: 3 426 861;
1930: 5 677 251
1940: 6 907 387

PROF. DR A. N. J.

DEN HOLLANDER

Ut.: Carey Mc. Williams, Southern Californian Country (N.Y. 1946); Aubrey Drury, California, An Intimate Guide (N.Y. 1947); Julian Dana, The Sacramento, River of Gold (The Rivers of America, N.Y. 1939); California: A Guide to the Golden State (American Guide Series, 1939); Carl Maass, ed. The Penguin Guide to California (1947); J. O.

M. Broek, The Santa Clara Valley, California (Utrecht 1932); Carl Parcher Russell, One Hundred Years in Yosemite (Univ. of California Press 1947); Dorr G. Yeager, Your Western National Parks (N.Y. 1947); W. M.

Camp, San Francisco, Port of Gold (N.Y. 1947); J- Williams, Yosemite and its High Sierra (S. Fr. 1921); R. Peattie, (ed.) The Sierra Nevada: Range of Light (N.Y. 1947) ’» G. P.

Putnam, Death Valley and its Country (N.Y. 1946); R. W. Paul, California Gold, Harvard Univ. Press (1947)> B.

G. Cleland, California in our Time (N.Y. 1948); C. H. Shinon, Mining lamps (herdr.

N.Y. 1948).

Geschiedenis

De naam van California was oorspronkelijk die van een fabelachtig gebied, vlak bij het paradijs gelegen. Het land komt als zodanig voor in een Spaanse roman, Sergas de Esplandien, geschreven door Ordonez de Montalvo en ca 1510 uitgegeven. Deze naam wordt voor het eerst toegepast op het werkelijke Californië in Preciado’s Dagboek van Ulloa’s reis (1539). Onder die naam werden trouwens zeer uiteenlopende gebieden verstaan: in de breedste betekenis zelfs gans de westkust van Noord-Amerika tot aan Alaska.

In de meest beperkte was Californië het schiereiland van Neder-Californië. Het werd in 1533 van Mexico uit bereikt door een door Cortez uitgeruste expeditie onder Jimenez, terwijl zeven jaar later Spanjaarden onder Alarcon de Coloradorivier opvoeren en zo Californië van het W. uit bereikten. In het verloop van de 16de eeuw kwam men niet verder dan de kust (1542 door Cabrillo, 1579 een nauwkeurige exploratie door Drake en ten slotte, in 1602 en 1603, door Sebastian Vizcaino, die de meeste gegevens verzamelde) en de baai van San Francisco werd pas in 1769 het eerst binnengevaren. Van de buitengewone rijkdommen van het land wist men toen nog niets en de Spanjaarden hebben er dan ook geen nederzettingen van enige blijvende betekenis gesticht voordat in 1697 Jezuïeten-paters er hun zendingswerk kwamen verrichten.

Ook zij drongen nergens diep door en hadden niet veel succes, in 176b werd hun door Karel III, koning van Spanje, het verblijf in deze streken evenzeer ontzegd als dat in Spanje. Juist op dat ogenblik ging Spanje zelf zich er iets meer voor interesseren, omdat de Russen van Alaska uit de kust bezetten.

Reeds waren toen andere missionarissen verschenen: in 1759 enige franciscanen en 1768 de Dominicanen, die al spoedig alle anderen opzij schoven. Hiermee begint de belangrijke periode van de missie, die tot 1823 duurde en die de grondslag legde voor de stoffelijke welvaart van Californië. 21 Zendingsstations werden gesticht en men spreekt van 80 000 bekeerden. Het land werd nu verder geëxploiteerd en daartoe werden de inboorlingen vrijwel als slaven gebruikt; overigens werd voor hun ontwikkeling weinig gedaan. Daarnaast waren er echter ook militaire nederzettingen, waarin enig onderwijs werd gegeven en die langzamerhand het middelpunt der culturele ontwikkeling werden.

Zij stonden onder een gouverneur en waren afhankelijk van de Spanjaarden en Mexico. Hieraan kwam een einde met de onafhankelijkheid van Mexico zelf, waar Californië zich bij aansloot in 1821 (doch pas in 1824 werd de Mexicaanse constitutie daar afgekondigd).

Meer zelfstandigheid (kreeg Californië daardoor in vele opzichten. Reeds in 1824 werden de missies verboden en daarmee hield de directe Spaanse invloed op. Een republikeinse partij ontwikkelt zich, die ook onafhankelijk van Mexico wil staan en zij wint steeds aan aantiang. Daarmee gepaard gaat een strijd over de vraag of men de missies geheel zal seculariseren.

Het pleit werd in 1840 beslist: de missies werden opgeheven, haar bezittingen geconfisqueerd en haar werk vernietigd In datzelfde jaar verschenen de eerste immigranten, die niet over zee (dus uit de Spaanse kolonies), maar over land (dus uit de V.S.) kwamen en nu kwam hier ook de rassenkwestie in het spel, terwijl tegelijkertijd en daarmee samenhangend de ontevredenheid over de Mexicaanse gouverneurs toenam. Zo rees de kwestie der aansluiting bij het O. of het Z. Onderhandelingen over verkoop aan de V.S. werden gevoerd en plannen gemaakt tot verovering: in 1842 en 1846 bezetten Amerikaanse marine-officieren een plaats aan de kust (uit vrees, dat Engeland de streek zou occuperen en menend, dat er reeds oorlog was met Mexico). Wel werden beide malen de steden spoedig ontruimd, maar dit gaf aanleiding tot levendige discussies, waarbij het idee van afscheiding van Mexico door lieden uit de V.S. werd aangemoedigd.

Heel kort daarna breekt de oorlog tussen deze laatste en Mexico uit, Opper-Californië wordt bezet door de V.S. en bij het verdrag van Guadalupe-Hidalgo, in 1848 met vele andere landstreken door Mexico afgestaan. Zou het als een zelfstandige staat in de Unie worden opgenomen of als een territorium worden toegelaten ? Die vraag hing samen met de kwestie der slavernij. Californië hakte de knoop door: men vormde er zelf locale besturen, die zich weer verder organiseerden en constitutionele instellingen in het leven riepen. Door de ordelievenden werd, met goedvinden van de tijdelijke gouverneur, een Amerikaans generaal, een conventie gekozen, die in Oct. 1849 een grondwet uitvaardigde, als van de staten der Unie, en bij deze constitutie werd de slavernij verboden: Californië was een „vrije” staat.

Maar de slavenkwestie hield in het O. der Unie de gemoederen te zeer bezig, wat er toe leidde, dat pas op g Sept. 1850 Californië als 31ste staat in de Unie werd opgenomen.

Die ontwikkeling houdt verband met de ontdekking van de enorme goudrijkdom, juist enkele dagen vóór de afstand door Mexico. Een stroom van duizenden gelukzoekers kwam in het land, snel rijk wordend, met hevige hartstochten, en dus gepaard met alle denkbare wanordelijkheden. Daartegen móest men wel een dam opwerpen en met Amerikaanse ijver en zakelijkheid organiseerden de betere elementen een rechtspraak en een bestuursadministratie, die er wonderlijk snel in slaagde zich gezag te veroveren en de orde althans uiterlijk te herstellen en te handhaven. Reeds in 1849 waren er 80000 gouddelvers in Californië, waarvan de helft over land kwam met de primitiefste vervoermiddelen, grotendeels met ossenwagens, waarvoor een soort dienst georganiseerd werd door het nog geheel van wegen verstoken gebied van het Zoutmeer en het Rotsgebergte; driekwart er van kwam uit de oostelijke V.S.

En deze stroom hield, ondanks de slechte verbinding, nog jaren aan; pas in 1863 bereikte de eerste transcontinentale spoorweg Sacramento en eerst in 1877 was de Southern Pacific Railroad door Texas tot San Francisco voltooid.

Na de goudkoorts, die het heftigst was van 1849 tot 1856, heeft Californië nog twee perioden gehad van hevige emotie. Eerst van 1859-1880, na de ontdekking der zilvermijnen in Nevada, die grotendeels in handen waren van bewoners van San Francisco en wat aanleiding was tot een verwoede speculatie, waarmee schatten werden verdiend: in 1875 had de stad San Francisco onder haar 200 oco inw. 100 millionnairs. Een tweede speculatietijd was kort na 1887 toen de grond er het object voor was en de aanleg van wegen de politiek geheel beheerste.

De strijd over de slavernij heeft Californië niet bijzonder bewogen (het was toen te veel met de gouddelverij geoccupeerd); in de Slavenoorlog was het republikeins. Meer werd men bezig gehouden door de kwestie der immigratie van Oosterlingen. Over hun al of niet toelating werd zeer veel strijd gevoerd; in 1879 behaalden daarbij de Westerse arbeiders een overwinning: door hun krachtige organisaties wisten zij toen de constitutie te veranderen en de Chinezen uit te sluiten. Niet lang daarna begon de strijd tegen de Japanners, die niet uitgesloten werden, maar wie het recht van grondbezit werd ontnomen.

Tijdens Wereldoorlog II kende Californië een buitengewone industriële ontwikkeling, die gepaard ging met een massale immigratie. Het is thans de vraag, of deze nijverheid zich zal kunnen staande houden.

Lit.: M. Biehl, Die Wirtschaft des Fernen Westens (Hamburg 1929); J. Russel Smith, North America (London 1924); O. E.

Baker, Agricultural regions of North America (Econ. Geography, jg. 1930); G. Wiskerke, Noord-Californië (Tijdschr. Econ.

Geografie, 1932); J. O. M. Broek, The Santa Clara Valley, Califomia (Utrecht 1932); Rob.

E. Cowan, A bibliography of the history of C. and the Pacific West, 1500-1906 (1914); End. Garoutte, Study-outline of Californian History (1920); G. E.

Chapman, History of C., the Spanish period (1921); R. G. Cleland, History of C., the American Period (1922); T. H.

Hittell, History of G. (4 dln, 1897); H. H. Bancroft, History of G. (7 dln, 1884-1890); C. F.

Carter, Califomia missions (1900); Chose, Smeaton and Saunders, The Califomian Padres and their missions (1915); Col ton, Three years in C. (1858); Soulé, Annuals of S. Francisco (1855); Newmark, Sixty Years in Southern C. (1916); R. G. Cleland, Califomia in our time, 1900-1940 (N.Y. 1947)

< >