Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

CALICUT

betekenis & definitie

ook Calicoet en Kalikat, aan de Z.W.-kust van Voor-Indië, hoofdstad van het district Malabar (presidentschap Madras), vroeger hoofdstad van de Mohammedaanse staat Samoendri, telt 126 352 inw. (60 pct Hindoes, 30 pct Mohammedanen), heeft een ruime, ten gevolge van verzanding, slechte haven, en een spoorwegverbinding met Madras en Negapatnam aan de oostkust. Hoofdzaak is katoenweverij en handel in kopra, specerijen, katoen, was, teak- en sandelhout en koffie.

In 1486 landden de Portugezen onder Covilham te Calicut en 20 Mei 1498 stapte Vasco da Gama er aan land. Later verbrandden de Portugezen (1510) onder Albuquerque de stad, werden echter verdreven, doch kregen in 1513 toestemming tot stichting ener versterkte factorij. Vervolgens kwam zij in handen der Fransen en in 1616 stichtte de Engels-Oostindische Compagnie er een factorij. In 1661 sloot de gouverneur van Ceylon en Raad van Nederlands-Indië, Rijklof van Goens, een overeenkomst met de samorijn van Calicut voor de uitsluitende leverantie van peper.

In 1766 werd de stad onderworpen door Hyder Ali, sultan van Mysore, die in 1782 door de Engelsen verdreven werd. Daarop veroverde Tipo Sahib haar in 1789 en verwoestte haar bijna geheel. In 1792 kwam Calicut weer aan de Engelsen.

< >