De burgerwachten werden in Nederland opgericht in de Novemberdagen van 1918 met het oog op het toenmaals heersende gevaar van revolutie en binnenlandse onlusten. Zij ontstonden onafhankelijk van elkaar en geheel zelfstandig.
Haar taak was, blijkens haar statuten, bij oproep door de burgemeester der gemeente het wettig gezag te steunen bij handhaving of herstel der openbare orde. Nadien zijn zij bestendigd gebleven, veelal met steun van gemeentelijke subsidie, tot in de tijd der Duitse bezetting. Zij waren verenigd in de Nederlandsche Bond van Vrijwillige Burgerwachten, opgericht in 1919 op initiatief van de toenmalige commandant te Amsterdam, K. van Lennep. Door middel van deze bond kon ook de regering contact met de burgerwachten onderhouden; zij verleende haar steun o.a. door het beschikbaar stellen van schietbanen, wapenen en munitie tot het onderhouden der geoefendheid.
Het jaarverslag van de Bond over 1931 vermeldde 616 aangesloten verenigingen, welk aantal sindsdien nog vermeerderde. Vooral Noordbrabant en Limburg telden een groot aantal burgerwachten (ca 250), die zich in een bloeiend verenigingsleven verheugden. Toezicht op verstrekking en gebruik van het materieel werd van regeringswege uitgeoefend door de Inspecteur van de burgerwachten, die ambtshalve in het bestuur van de Bond zitting had. Overigens waren de burgerwachten plaatselijk geheel autonoom; alleen de commandant werd door de burgemeester benoemd.
In de grote steden vormde de burgerwacht een uitgebreide organisatie; Den Haag bijv. bezat een omvangrijke economische afdeling, waarin een geneeskundige-, een verplegings- en een bedrijfsafdeling. Te Rotterdam werden alle leden beëdigd; te Amsterdam waren zij geüniformeerd.In de Scandinavische landen en België hadden de burgerwachten uitsluitend een economische taak. In Oostenrijk en Duitsland zijn na 1918 burgerwachten onder diverse benamingen opgericht welke echter, in tegenstelling tot de Nederlandse, strijdformaties van bepaalde politieke partijen waren. Vooral in eerstgenoemd land hebben zij een belangrijke politieke rol gespeeld. De Nederlandse burgerwachten zijn, als bolwerken van nationale gezindheid en trouw aan het vorstenhuis, door de Duitse bezetter opgeheven en nadien niet weder in het leven geroepen.
DR J. W. WIJN.