Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

BRUGHAGEDIS

betekenis & definitie

(Sphenodon punctatus) is de enige nog levende vertegenwoordiger van de orde Rhynchocephalia der Reptielen. Uitwendig vertoont de Brughagedis enige gelijkenis met de hagedissen, in het bijzonder met vertegenwoordigers van de familie der Agamidae (z hagedissen).

Zij is een betrekkelijk plomp gebouwd dier met op de rug een kam van puntige schubben. Van de hagedissen onderscheidt zij zich echter door de inwendige bouw. Zo bezit de schedel twee slaapvensters en twee jukbogen boven elkaar; bij het mannetje ontbreken copulatie-organen. Bekend is ook de sterke ontwikkeling van het pariëtale oog (het zgn. derde oog), dat uit een uitstulping van de hersenen ontstaat; dit orgaan bezit alle kenmerken van een oog met een lens en een netvlies; het ligt onder een opening in het schedeldak en de huid boven deze opening is doorschijnend.

Waarschijnlijk worden hiermede veranderingen in de lichtsterkte waargenomen. De tanden van de onderkaak passen wigvormig tussen de rijen tanden op bovenkaak en verhemelte. Volwassen dieren worden gemiddeld 50 cm lang, zeer oude mannetjes tot 75 cm.De Brughagedis komt thans alleen nog voor op enkele kleine eilandjes bij het noordelijke eiland van Nieuw Zeeland; vroeger kwam zij ook op dit noordelijke eiland zelf voor, maar is daar in 1870 uitgestorven. Tegenwoordig is de Brughagedis wettelijk beschermd. Het is een nachtdier, dat zich overdag in holen ophoudt of ook wel voor het hol in de zon ligt te slapen. Soms graaft zij zelf haar hol, maar meestal woont zij in de broedholen van stormvogels.

De Brughagedis voedt zich met insecten, spinnen en regenwormen, maar eet soms ook jonge vogels, hagedissen, vissen, krabben en mollusken. De eieren worden in de grond ingegraven en komen na 13 maanden uit. De inlandse naam is Toeatara.

Fossiele verwanten van de Brughagedis zijn uit afzettingen van Trias tot Eoceen uit Europa en Noord-Amerika bekend; in het Trias werden zij ook in Zuid-Afrika en Azië gevonden. Onder deze uitgestorven Rhynchocephalia kwamen waterdieren voor met een lange gaviaal-achtige snuit. Bij andere vormen was het voorste gedeelte van de bovenkaak sterk naar beneden gebogen en geleek daarmede op een papegaaiensnavel (Rhynchosauridae).

DR L. D. BRONGERSMA.

< >