Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

SCHEDEL

betekenis & definitie

(bij de mens) bestaat uit drie delen. Men onderscheidt: schedeldak, schedelbasis en aangezichtsschedel.

Het dak wordt gevormd door het voorhoofdsbeen (2), de wandbeenderen (2), de slaapbeenderen (2) en het achterhoofdsbeen. De beenderen zijn met elkaar verbonden door naden. De naad tussen de wandbeenderen heet pijlnaad, die tussen wandbeen en voorhoofdsbeen de kroonnaad en die tussen achterhoofdsbeen en wandbeen de lambda-vormige naad. Bij de geboorte zijn de naden niet gesloten en duidelijk voelbaar. Zij zijn te zamen met de fontanellen steunpunten voor het inwendig onderzoek tijdens de baring ter bepaling van de stand van de schedel. De schedelbeenderen zijn gewoonlijk pas op het twintigste jaar geheel vergroeid.De schedelbasis is ingewikkeld van structuur, daar zij vele openingen heeft waardoor zenuwen en bloedvaten de hersenen bereiken, en is samengesteld uit slaapbeenderen (2), neusbeenderen (2), wiggebeen en zeefbeen. Het rotsbeen, een deel van het slaapbeen, bevat het gehoor- en evenwichtsorgaan. De aangezichtsbeenderen, neusbeen (2), jukbeen (2), verhemeltebeen (2), boven- en onderkaak (2), omsluiten de mondholte, neusholte en oogkassen. De onderkaak is beweeglijk met de bovenkaak verbonden d.m.v. een kogelgewricht. De schedel is met de eerste en tweede halswervel (atlas en draaier) d.m.v. gewrichten verbonden, waardoor bewegingen in alle richtingen mogelijk zijn. De meeste schedelbeenderen zijn massief, maar het tepelvormig uitsteeksel van het slaapbeen bevat grote luchthoudende cellen, die in verbinding staan met de trommelholte, terwijl zeefbeen, wiggebeen, voorhoofdsbeen en bovenkaaksbeen grote holten hebben die met lucht zijn gevuld en in verbinding staan met de neusholte (neusbijholten).

De meeste schedelbeenderen worden direct benig aangelegd. De verbening gaat uit van verbeningscentra. Dit in tegenstelling tot de andere skeletdelen, die eerst kraakbenig worden aangelegd en daarna verbenen (zie been).



Schedelbloeding

is een bloeduitstorting op of in de schedel. Al naar de plaats van de bloeding kan men onderscheiden.:

1. De onderhuidse bloeding: de gewone buil.
2. De subperiostale bloeding tussen het schedelbeen en het buitenste beenvlies (periost). Deze bloedingen ontstaan vaak door het geboortetrauma. Men ziet ze voorts nog al eens bij kinderen na een flinke val op ’t hoofd, waarbij een barst in de schedel is ontstaan. Op het hoofd voelt men dan een ongeveer handpalmgrote slappe, golvende verhevenheid.
3. De epidurale bloeding tussen het schedelbeen en het binnenste beenvlies. Dit zijn meestal ernstige slagaderbloedingen die in enkele uren een grote bloeduitstorting veroorzaken aan de binnenzijde van de schedel. Wanneer deze bloedingen niet snel chirurgisch worden behandeld, met onderbinding van de getroffen slagader, volgt een zo ernstige compressie van de hersenen, dat de patiënt sterft. Kenmerkend voor het epidurale haematoom is dat de patiënt na een schedeltrauma aanvankelijk goed bij kennis is, doch na enkele uren geleidelijk suf wordt en ten slotte geheel bewusteloos. Merkwaardigerwijze is daarbij de pupil aan de zijde van de bloeding meestal zeer wijd, terwijl zij bij belichten niet nauwer wordt (lichtstijfheid).
4. De subdurale bloeding tussen het harde hersenvlies (dura mater) en het zachte hersenvlies is een veneuze bloeding en verloopt daardoor veel minder stormachtig dan de voorgaande. De verschijnselen ontwikkelen zich vaak eerst enkele weken na een schedeltrauma. De patiënt klaagt dan over hoofdpijn, wordt heel geleidelijk aan wat suf en raakt dan in de loop van enige dagen in bewusteloze toestand. Niet zelden blijft de bewusteloosheid geheel achterwege en veroorzaakt deze bloeding slechts vage klachten over hoofdpijn, duizeligheid, gebrek aan concentratievermogen en de gelijke. Het is zeer belangrijk de diagnose subduraal haematoom te stellen aangezien de behandeling bijzonder eenvoudig is. Door een klein boorgaatje kan men het bloed nl. gemakkelijk laten weglopen, waarna de patiënt snel geneest.
5. De arachnoideale bloeding, ook wel subarachnoideale bloeding genoemd, treedt op in het spinragvlies (arachnoidea). Het is in den regel een slagaderlijke en dus hevige bloeding. Zij kan het gevolg zijn van een schedeltrauma, veelal ontstaat zij echter spontaan. In dit geval is de oorzaak meestal een scheur in de wand van een aangeboren aneurysma (zakvormige plaatselijke verwijding van een slagader). Het begin is stormachtig met hevige hoofdpijn, braken en veelal bewusteloosheid. Meestal komt de bloeding na enkele dagen tot staan waarna herstel volgt. Aangezien met de mogelijkheid van een herhaling rekening gehouden moet worden is nauwkeurig onderzoek noodzakelijk om met behulp van arteriografie te overwegen of operatieve behandeling nodig is.
6. Hersenbloedingen vinden plaats in de hersensubstantie zelf. Zij kunnen eveneens door een trauma ontstaan; meestal ontstaan zij echter spontaan. Ook de hersenbloeding wordt tegenwoordig meermalen met succes behandeld door de neurochirurg. Dit geldt in het bijzonder wanneer de bloeding een jeugdige patiënt treft hetgeen zeker geen zeldzaamheid genoemd mag worden.

DR A. VERJAAL

< >