Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

NETVLIES

betekenis & definitie

(retina) bekleedt de achterste helft van de oogbol aan de binnenzijde. Het is de structuur, waarop de buitenwereld door het hoornvlies en de lens wordt afgebeeld en waarin dit beeld wordt verwerkt tot zenuwimpulsen, die via de oogzenuw naar de hersenen worden geleid.

Indien men het oog vergelijkt met een fotografische camera, kan men het netvlies vergelijken met de gevoelige plaat daarin. Het netvlies vertoont een zeer ingewikkelde structuur, die verwant is aan die van de hersenschors, waaruit het zich embryologisch heeft ontwikkeld.

Het bestaat uit een buitenblad (pigmentepitheel), opgebouwd uit een laag van gepigmenteerde cellen en een binnenblad, waarin anatomisch tien lagen kunnen worden onderscheiden, maar waarvan de meest essentiële structuren zijn (van buiten naar binnen beschreven):

1. de laag van staafjes en kegeltjes, de eigenlijke zintuigcellen, waarin het licht wordt geabsorbeerd en tot een zenuwimpuls leidt, die wordt voortgeleid naar
2. de laag van bipolaire cellen, via welke de prikkels worden voortgeleid naar
3. de laag van gangliëncellen, die op hun beurt weer de vezels vormen van
4. de vezellaag, waarvan de afzonderlijke vezels via de oogzenuw naar de hersenen worden geleid.

Tussen de verschillende cellen liggen grote aantallen schakelcellen, die de meest gecompliceerde verbindingen tussen de cellen van het netvlies onderling mogelijk maken. Men neemt aan, dat de staafjes hoofdzakelijk dienen voor het nachtzien en de kegeltjes voor het zien bij daglichthelderheid (.z lichtzin). De staafjes bevatten een photochemisch werkzame stof (staafjesrood, rhodopsine); voor de kegeltjes is het bestaan van dergelijke stoffen nog niet met zekerheid aangetoond.

Dat gebied van het netvlies, waarop de punten worden afgebeeld waar we de blik op richten, heeft een bijzondere structuur. De retina is hier geel gekleurd (gele vlek, macula lutea). De gele vlek is zeer arm aan staafjes en rijk aan kegeltjes. Het centrum van de gele vlek vertoont een putje (fovea centralis), waarin de staafjes volkomen ontbreken. De grote dichtheid van de kegeltjes in dit kleine gebied geeft aanleiding tot een plaatselijk zeer grote gezichtsscherpte, kleuronderscheidingsvermogen (z kleur) en een geringe lichtgevoeligheid (z lichtzin). De plaats waar de oogzenuw in het oog binnendringt bevat geen zintuigcellen en verraadt zich dus in het gezichtsveld als een „blinde vlek”.

Het netvlies, dat een zeer intensieve stofwisseling heeft, wordt gevoed door netvliesslagaderen en -aderen, die met de oogzenuw in het oog binnendringen en verder door het rijk van bloedvaten voorziene vaatvlies, dat tegen de buitenzijde van het netvlies aanligt. Men kan in het levende oog het netvlies zichtbaar maken met behulp van de oogspiegel.

De belangrijkste ziekelijke afwijkingen van het netvlies zijn de ontsteking (retinitis) in vele verschillende vormen, de degeneraties (vooral op oudere leeftijd), netvliesbloedingen, netvliesloslating (ablatio retinae) en netvliesgezwellen (vooral bij jonge kinderen).

DR J. TEN DOESSCHATE

Lit.: S. Polyak, The Retina (Chicago 194a); Th. Leber, Die Krankheiten der Netzhaut; Graefe-Saemisch, Handb. d. ges. Augenheilk., 2e Aufl., Bd VII Ai en 2 (Leipzig 1915); R. Granit, Sensory Mechanisms of the Retina (Oxf. Univ. Pr. 1947); verder de leer- en handboeken v. d. anatomie v. d. mens en v. d. oogheelkunde.

< >